Bibliografie van Theo van den Boogaard
• Abe
• Ans en Hans
• De Avonturen van Prins Mario
• De Ideograaf
• De Jaren 60/70
• Een Avontuur van Mark: Boter bij de Vis
• In Vogelvlucht
• Jan Alleman Kan d'er Wat van
• Joost Mag het Weten
• Streken van een Serial Tekenaar
• Sturka Mysterie
• Taal en Teken
• Witje en Gert
EEN SJEF VAN OEKEL OMNIBUS 1
Ik Word Niet Goeoeoeoeoeoeoed


Theo van den Boogaard + Wim T. Schippers • De Vliegende Hollander
168 p. (SC)
Te groot talent

Uit het land en de periode van Theo en Thea, Achterwerk in de Kast en het broodje poep van Ome Willem komt Sjef van Oekel. Wim T. Schippers bedacht het personage voor de tv toen de VPRO nog de controverse zocht (en vond). Aanvankelijk was Sjef een frietbakker uit het Vlaamse Reet. Een historiek van het personage en zijn evolutie van tv-fenomeen tot stripheld staat als rijkelijk geïllustreerd dossier opgenomen in deze eerste van twee omnibussen die De Vliegende Hollander uitgeeft.

Sjef van Oekel is een kind in maatpak met een logica die haaks staat op die van de goegemeente. Niets scatalogisch is hem vreemd. Meer onvrijwillig dan bewust betekent hij een last voor de personen die hem moeten bedienen in cafés, winkels, banken, restaurants en dokterspraktijken. Je kan met hem nu eenmaal geen deftig gesprek voeren of tot een bevredigende uitkomst komen. De man is de ene keer lichtgeraakt en agressief, de ander keer een hulpeloze sukkel. Dat biedt allemaal genoeg stof tot dikwijls atypische grappen en grollen.

De tweede ster van de stripreeks is Theo van den Boogaard. De decors, expressies en energieke lichaamshoudingen zijn bestudeerd en tot in de fijnste details uitgewerkt. Ook de inkleuring, deels door Kuifje-inkleurster France Ferrari, is een genot voor het oog. Het nadelige aan deze omnibus is dat van den Boogaards talent te groot is voor dit verkleinde formaat. Als hernieuwde kennismaking heeft het toch zijn waarde. Er staan voorheen in album onuitgegeven verhalen in en de auteurs hebben zin om de draad weer op te pikken met gloednieuwe strips.

> DAVID STEENHUYSE — september 2010