EISNER 2
diverse auteurs - Eisner • Uitgeverij Podium / Uitgeverij Vrijdag 80 p. (SC)
|
|
De kaarten zijn herschud |
|
Het eerste nummer van het met enige bombarie verschenen 'beeldverhalentijdschrift' beviel ons helemaal niet. We verkozen er verder geen woord over vuil te maken. De toon zat niet goed. De keuze voor de auteurs was wisselvallig, maar dan vooral in de negatieve zin van het woord. En voor de bijkomstigheden die geen zuiver beeldverhaal waren, lag de lat hoger dan de resultaten. Waarom zouden we er dan nog eens in trappen en een dure 15 euro neertellen? Omdat nummer 2 ontzettend veel beter is! De kaarten werden duidelijk herschud. Het beeldverhaal is nu de enige constante in een prachtige vormgeving.
Het is dus niet omdat er een grote naam een bijdrage levert dat het ook per definitie een kwalitatieve publicatie is. In dit nummer ligt dat al zeker anders. Het openingsverhaal van de kersverse Grote Prijs-winnaar van Angoulême, Blutch, is een van de zeldzame vertalingen van zijn (kortere) werk. Als introductie kan het tellen. Zijn knipoog op het bourgeoismilieu van de gevestigde Franse cartoonisten (het gezette hoofdpersonage Blotch verwijst naar zichzelf en zoek zelf maar naar wie hij met Larssinet en Gouttelette refereert) is ronduit geestig. Het sombergekleurde en -vertelde kortverhaal van Guido van Driel bevestigt andermaal 's mans schilder- en schrijftalent. Erik Kriek verwerkt een horrorverhaal van H.P. Lovecraft en doet dat met verve (in zijn geval met contrasterend zwart-wit) al zagen we de ontknoping al van ver afkomen. Brecht Evens houdt de Vlaamse eer hoog. Het snaakje is veel van zeggens en levert priegeltekeningen die tegengesteld aan elkaar evolueren. Het voorsmaakje op Kiki van Montparnasse doet zin krijgen om er de net verschenen, vuistdikke uitgave bij te halen en verder te lezen. Dat geldt ook voor Marc Legendres hoofdstukje uit het nog te verschijnen Wachten op een Eiland. Hoewel onbeholpen van tekenstijl, verliest het verhaal van Rutu Modan (Vermist) niet aan impact. Ook over de andere publicaties kunnen makkelijk complimenten bedacht worden.
Eisner heeft na een slechte eerste indruk toch al een eigen smoel gekregen en is iets meer dan zomaar een staalkaart van wat er op beeldverhalenniveau bestaat. Als de progressie zich verderzet dan zien we dit nog internationaal meespelen. Het jammere is dat de frequentie nogal laag ligt. Vervolgverhalen zouden een zeer slecht idee zijn en om bepaalde internationale namen te trekken, kan je je er niet vanaf maken door voorsmaakjes te blijven publiceren. Met tijd leveren deze topauteurs misschien exclusief materiaal aan Eisner. We houden de vingers alleszins gekruisd. |
|
> DAVID STEENHUYSE — maart 2009 |