Het zoals steeds zeer leerzame en uitgebreide achtergronddossier citeert uit een interview met Jean-Michel Charlier waarin hij zich excuseert voor het herhalen van bepaalde ideeën die hij voor verschillende reeksen heeft gebruikt. Hij beweerde een slecht geheugen te hebben en dat hij vaak niet meer weet wat hij voor vorige afleveringen van zijn reeksen heeft geschreven. Zijn eigen strips herlezen was een hele opgave, onverdraaglijk zelfs, omdat hij zich al snel bezighield met de verhaalindeling. Maar schrijven was naar eigen zeggen ontspanning voor hem waarbij hij erg veel plezier beleeft om verhalen te vertellen. Als hij een verhaal schrijft, is hij zelf zijn eerste klant. "Het moet me meteen boeien, want als dat niet zo is, dan kap ik ermee." De in deze integrale gebundelde verhalen dateren uit de periode 1964-1965 en kappen met het schrijven van scenario's was voor Charlier nog lang niet aan de orde. Ook andere klanten bleven het boeiend vinden. Hij zou nog vele grootse avonturen schrijven van Buck Danny, Roodbaard, Blueberry, Tanguy en Laverdure, Jan Kordaat en uiteraard De Beverpatroelje. Wat een carrière!
Maar Charliers overproductie, terwijl hij ook nog romans en artikels schreef en tv-documentaires maakte, wreekte zich vaak. Zijn tekenaars kwamen zonder scenario te zitten en namen er daarom soms andere series bij. Of hij begon heel goed, maar kon niet op tijd tot een bevredigend einde komen. Een bewijs daarvan staat in Onheil in Braslavië. De Verborgen Kroon en De Duivelsketel vormen een tweeluik, een kans om op 2 x 44 platen een stevig verhaal te vertellen. De Beverpatroelje helpt de ware troonopvolger van het koninkrijk Braslavië, een fictief land dat je tijdens de Koude Oorlog kon beschouwen als een Oostblokland, weer aan de macht. Dat ziet de oom van de prins niet zitten en hij doet er dan ook alles aan om de Bevers te dwarsbomen. Hij laat hen bespioneren en laat hen achtervolgen wanneer hij erachter komt dat het hen kan lukken naar Braslavië af te reizen. Een welgemikte taart van Tapir geeft de jongeren een mooie voorsprong. Het leeuwendeel van het verhaal is de reis die de Bevers ondernemen om in een land te raken dat verboden gebied is. Die reis is er een vol gevaren en obstakels, maar de vindingrijkheid en het intellect van de Bevers om dergelijke situaties het hoofd te bieden, doet hen steeds verder opschieten. Het is dan ook jammer dat de beperking van de reguliere albumlengtes Charlier noopte tot een afhaspeling door op de laatste pagina een snel einde uit de mouw te schudden. Het is een correct einde, maar in die vermelde strijd van Braslavische Partizanen hadden de Bevers net zo goed een rol kunnen spelen.
De afloop van De Trip met de Autobus zal je pas in de volgende integrale kunnen lezen, want ook in dit verhaal had Charlier meer ruimte nodig. Dit verhaal kon ons meer bekoren dan het voorgaande tweeluik omdat de spanningsboog strakker staat gespannen, er meer actie is, de komische intermezzo's grappiger zijn en bovendien pasten Michel Tacq en Charlier de personages aan de toen actueel veranderde scoutsgebruiken aan. De jongens zien er enkele jaartjes ouder uit en ze dragen een nieuw uniform. Hun karakters zijn hetzelfde gbleven. Tijdens een zeilopleiding op zee helpen ze een drenkeling die door zijn eigen schuld in het water belandde en elk moment door het roer van zijn motorboot dreigt om te komen. Aks bedanking voor hun hulp worden de Bevers door de vader van de waaghals uitgenodigd in hun thuisland Iran. Hij is namelijk de directeur van de keizerlijke schatkist. Hij belooft hun dat ze de prachtigste schat ter wereld te zien krijgen. De jongens krijgen uiteraard gratis vliegtuigtickets aangeboden, maar ze hebben een beter idee. In navolging van een authentiek feit zullen ze de reis naar Teheran in een autobus afleggen. Dankzij sponsoring en een goed gevulde voorraad kunnen ze vertrekken. Een mysterieuze weldoener gaf hun een volledig ingerichte bus. Diezelfde man vermomt zich ook als hun chauffeur die hij heeft ontvoerd en gevangen heeft gezet. Ondertussen saboteert hij de Bevers om de schat te kunnen bemachtigen, maar dat hebben de Bevers nog niet door. De man pleegt één keer per jaar een grote misdaad en laat zich Fantomas noemen. Die naam is ook de titel van het volgende verhaal.
De modernisering in De Trip met de Autobus schenkt de reeks een klein beetje een tweede adem. Er is meer mogelijk met oudere jongens, ze kunnen verder reizen en ook voor Tacq bood het een kans om zijn realisme wat bij te schaven... Of komt het toch door de vermoedelijke — want niet-vermelde — inbreng van René Follet? Alleen die basic inkleuring stoort ons mateloos. De inkleurders van toen hadden zichtbaar niet veel inspiratie, zin of middelen om de tekeningen naar een nog hoger niveau te tillen. Het staat in schril contast met MiTacq eigen gouacheschilderijen voor coverstudies en uiteindelijke covers. Kijk maar eens goed naar het coverontwerp van De Trip met de Autobus op pagina 113. Knap, hoor. |