De Tuin van Daubigny! Daubigwie? Nog nooit van gehoord? Een van de voorlopers van het impressionisme? Een stijl- en leeftijdsgenoot van Jean-François Millet, de man die met de Arenleesters en Angelus in één klap de boerenstiel poëtisch maakte? Oké, dat kan wel zijn, maar waarom maakten Luc Cromheecke en Bruno De Roover over hem dan geen strip? Maar wel over Daugigny of hoe hij ook mag heten! Een lid van de school van Barbizan, zeg je? Die buitenschilders? Et alors? Een inspiratiebron voor Cézanne, Monet en Van Gogh? Dat kan allemaal wel zijn, maar wij kennen hem niet en waarom zouden wij obver hem een strip willen lezen! Wacht eens even. Was dit niet de titel van een schilderij van Vincent Van Gogh? Of is dat toeval?
We willen niet te kritisch zijn, maar echt veel motivatie hadden we niet om De Tuin van Daubigny te lezen. Toch zijn we al sinds jaar en dag fan van Luc Cromheecke. Tom Carbon, Plunk!, Roboboy, Lunatoys en vooral Taco Zip. We hebben al zijn strips. We hebben ze kapot gelezen. We koesteren ze. Zalige nonsens, in een heerlijk eenduidige stijl. Humor van de bovenste plank. En nu een autobiografische strip, gebaseerd op enkele brieven naar vrouwlief, over een schilder die voor ons tussen de plooien van de tijd lijkt geglipt te zijn. Het lijkt zo anders. Zo on-Cromheeckes.
We begrijpen het wel. Een paar jaar geleden trok de Antwerpenaar als ontspanning met zijn schildersezel de wijde natuur in, en schilderde erop los. Je zag duidelijk dat hij genoot van de voorbijglijdende wolken, de wisselende zonnestralen en de steeds veranderende kleuren. Hij moest het moment pakken, en dat deed hij uitstekend (bekijk hier maar eens de resultaten!). Zo geraakte de jongste winnaar van de Bronzen Adhemar in de ban van het pleinairisme. En de Fransman Charles-François Daubigny was hiervan ooit de epigoon. Met zijn tot schilderstudio omgebouwd bootje, voer hij langs de oevers van de Seine en de Oise, en schilderde er het platteland. Snel, driftig en kleurrijk gaf hij zijn impressie weer van zijn echte wereld. En zo effende hij het pad voor de bekende impressionistische school. Luc Cromheecke sprak er scenarist Bruno De Roover op aan, ze bewerkten 's mans brieven tot enkele kortverhalen en enkele jaren later is De Tuin van Daubigny een feit.
De auteurs lijken zich precies bewust van het feit dat Daubigny niet de bekendste schilder is en openen het album met een raamvertelling met Vincent Van Gogh. Een ideale binnenkomer, en vooral een prachtig slot. De Tuin van Daubigny is immers de titel van het laatste schilderij dat Van Gogh schilderde. Al of niet met zijn zwarte kat erop.
Al na enkele bladzijden is het duidelijk. Daubigny en Cromheecke zijn voor elkaar gemaakt. Daubigny's leven leest als een stripfiguur. Hij is grappig, bijdehands en zó Tom Carbon. Maar de schilder stuwt vooral Cromheeckes werk tot een heel hoog niveau. De ogenschijnlijk vlugge lijnen worden opgevuld met een zwaar uitgewerkte inkleuring die een heel eigen leven leidt. Traag, gevarieerd en niet te pakken. Grafiek en kleur versterken elkaar enorm. Eén plus één is hier echt drie. Om toch ietwat de tijd te kunnen vasthouden, koos Cromheecke voor een rigide wafelijzerstructuur. Twaalf vierkantjes per pagina. Een evenwichtig regime dat enkel verbroken wordt door een lange boot of een breed gebouw. Subtiel laat hij wel eens een landschap doorlopen in een volgend prentje, om zo het ritme te behouden. Haast elk kortverhaal eindigt met een paginavullende plaat. Een grote ontlading. Een orgelpunt. Een pointe. Zo mooi.
De Tuin van Daubigny is grafisch enorm sterk, grappig en toch vintage Cromheecke. Een absolute meevaller! |