Sinds 2010 geraakt het werk van Jijé, een van de stamvaders van het moderne Franco-Belgische beeldverhaal en nog altijd een favoriet bij tekenaars van realistische strips, weer heruitgegeven. Dupuis gaf de maat aan met een heruitgave van het komische Robbedoes op Avontuur dat sinds 1949 niet meer was herdrukt. Arboris bundelt sinds 2015 Jijés bijdrage aan de luchtvaartreeks Tanguy en Laverdure terwijl Scratch Books datzelfde jaar uitpakte met zijn ook al sinds lang niet meer verkrijgbare avonturen van speurder Jan Kordaat. Bij Sherpa verwachten we ons in november 2016 aan zijn eerste gebundelde verhalen van Roodbaard in het achtste deel van de integrale reeks. Het is niet dat hier een master plan achter zat door een geheim verbond van de uitgeverijen, maar het blijft wel een gelukkig toeval. En nu start Arboris dus met De Complete Jerry Spring, een western want Jijé was van alle markten thuis, ook in diverse kunstdisciplines want op schilder- en beeldhouwgebied stond hij net zo goed zijn mannetje en hij ontpopte zich al eens als uitvinder. Als leermeester van of toetssteen voor onder meer André Franquin, Will, Morris, Jean Giraud, Jean-Claude Mézières en nog wat anderen vormde hij een generatie stripauteurs die hem in populariteit en belang ver zouden overtreffen.
De veelal oudere fans weten wie Jijé is en wat hij heeft betekent. Een eerste doorbladering van De Complete Jerry Spring zal nochtans niet op commercieel begrip kunnen rekenen want de integrales volgen Jijés wens om Jerry Spring liever in zwart-wit uitgegeven te zien. Volgens uitspraken in het achtergronddossier blijkt dat hij van zichzelf vond dat hij nooit veel talent had voor kleur en dat hij inkleuren saai vond. Dat liet hij dan doen door anderen waarna hij naar verluidt ontzettend kwaad was als hij het gedrukte resultaat in het weekblad Robbedoes zag. Dat de occasionele schilder geen talent voor kleur zou hebben, is een excuus. De reproducties van de prachtig geschilderde covers (sterke composities ook) in deze integrale spreken dat tegen. Medio jaren 1970 eerde Dupuis zijn wens en gaf het vier dubbelalbums in zwart-wit en op een groter formaat uit. Hij overleed in 1980. In 1977 kreeg hij als een van de eerste winnaars de grote prijs van de stad Angoulême, drie jaar nadat hij Jerry Spring een comeback bezorgde. Maar Jijés moment was al voorbij. De sterkere westerns Blueberry en Comanche pakten zienderogen striplezers in vele naties in. Nochtans was Jerry Spring voor beide reeksen en ook nog voor Buddy Longway een groot voorbeeld.
Wie oog heeft voor klassiek realisme zal bij het doorbladeren tegelijk overtuigd zijn door de kracht, de souplesse, de uitgebalanceerde zwart-witcontrasten (naar het Amerikaanse voorbeeld van Milton Caniff, Will Gould en Noel Sickles), de herkenbare westerndecors van Jijés tekeningen en paginacomposities. De verhalen met de doorbrave en edelmoedige held Jerry, de helper van weduwen, wezen, indianen, bejaarden en knappe meisjes in nood, en zijn Mexicaanse sidekick Pancho (die wel is behept met enkele zonden) lezen enigszins gedateerd, maar er zit nog altijd veel ritme en actie in. Scenaristen die voor Jijé wilden schrijven (en dat deden ze meestal niet lang) dienden wel hun plaats te kennen. Jijé veranderde op eigen houtje de loop van het verhaal, veranderde jongens in meisjes of koos voor andere uitwegen met meer actie wat bijvoorbeeld Maurice Rosy en René Goscinny vele kopzorgen opleverden. Toch landt het allemaal netjes op zijn pootjes.
Vele jaren nadat we de reeks nog eens hadden gelezen, verraste een scène ons bovendien uitermate. Op pagina 90 en 91 in het door Maurice Rosy (Baard en Kale) geschreven Yucca Ranch berispt Jerry een bejaarde over diens vooroordelen tegen Pancho. De dialoog in amper vijf plaatjes is een heel treffende analyse van nog steeds heel actuele, racistische vooroordelen, opvoeding en (on)begrip waarop de verdere discussie wordt afgewimpeld met een "Hier, een worstje en we praten er verder niet meer over!" Het straffe is dat Jerry enkele pagina's later knock-out wordt geslagen door de man die hij zo correct had verdedigd. Diep gebogen, met een knauw in zijn vertrouwen, incasseert hij een rake opmerking van de bejaarde. Een goeie wending in het verhaal verduidelijkt de rare situatie. Het zijn een paar hoogtepunten in deze integrale.
Arboris kiest ervoor om in deze reeks telkens drie verhalen te bundelen per integrale in plaats van vier zoals het Franse voorbeeld. De complete reeks zal dus ook meer delen tellen dan de Franse. Een bijkomend gevolg voor de paginasamenstelling is dat er hier en daar wat materiaal op de extra pagina's is gesneuveld. |