"Prachtuitgave." Dat schreef de hoofdredacteur van De Stripspeciaalzaak over het eerste deel uit de integrale Jan Kordaat-reeks in de rubriek Stripinvasie. We moeten daar eerlijk in zijn: wijzelf en ons achterwerk, nog ietwat pijnlijk nadat we bij het zien van de verkoopprijs van onze stoel waren gesukkeld, waren daar aanvankelijk nogal sceptisch over. Jan Kordaat, was dat immers geen fossiel uit de jaren 1940, toch zowat een generatie ouder dan Roodbaard, De Beverpatroelje en die andere Guus Slims, de eerste surfers op die dvd-golf — met extended versions van de ultimate complete director's cut en daar nog eens extra's bovenop — die de stripmarkt tegenwoordig aan het overspoelen is.
Jan Kordaat maakte voor het eerst zijn opwachting in het weekblad Robbedoes in volle Tweede Wereldoorlog. Verantwoordelijken: Jijé, nom de plume van Joseph Gilain, de peetvader van al wie bij uitgeverij Dupuis de komende decennia furore zou gaan maken en Jean Doisy, né Jean-Georges Evrard, een idealistische schrijver die achter de schuilnaam Snuffeltje de jeugd van toen strijdvaardigheid en respect voor waarden bijbracht. In tegenstelling tot latere stripbuddy's à la Victor Hubinon en Jean-Michel Charlier enerzijds en Albert Uderzo en René Goscinny anderzijds bleek er bij de twee geestelijke vaders van Jan Kordaat niet bepaald veel verwantschap, zo verklapt het erudiete dossier van het stripkennerskoppel Christelle en Bertrand Pissavy-Yvernault ons. Een verschil in visie en idealen, waar gelukkig voor ons lezers geen fluit van te merken valt bij het lezen van de avonturen van de alleskunner Kordaat.
Van een ietwat dommige durfal — Bert Bibber is nooit ver weg — op de eerste pagina's, evolueert Jan Kordaat al snel tot een eerzame speurneus met een hoog rechtvaardigheidsgevoel. Bijgestaan door twee stevige vuisten en zijn jonge vriend Jefke Dormod (de vertaler met dienst had naar het schijnt uitstekende paddenstoelen in zijn hof) lost hij allerlei zaken op, van brandstichting over de zoektocht naar een verdwenen vader en zijn schat, tot een mysterieuze moord en een ontvoering. Het zijn klassieke, gespierde verhalen met een scheut humor die tegenwoordig al snel de verschrikkelijke stempel 'gedateerd jeugdsentiment' meekrijgen. En soms lezen ze ook als een boemeltreintje omdat de held na een zoveelste zinloze ontsnappingspoging en dito knokpartij terug bij af is gekomen. Maar meestal vliegen ze nog steeds als een TGV die je in geen tijd aan de andere kant van het land brengt.
Jan Kordaat werd inderdaad geboren in de jaren 1940, maar heeft de tand des tijds behoorlijk goed doorstaan (alleszins veel beter dan De Blauwe Sperwer, die andere speurneus-avonturier die rond diezelfde periode zijn eerste stapjes in Robbedoes zette en die zich verhoudt tot Jan Kordaat als La Esterella tot Jennifer Lopez). Reden genoeg om de oerversie van Bernard Prince, Bruno Brazil, ja, zelfs Largo Winch, die allemaal op een of andere manier schatplichtig zijn aan de stoutmoedige held met zijn ijzeren handdruk te (her)ontdekken.
En dan die extra's: waar leesplezier in een boeiend dossier dat aantrekkelijk vormgegeven en uitstekend vertaald werd en — het oog wil ook wat — de eyecatcher in je boekenkast met die prachtige kaft en rug die we in de Franse uitgaven bij Dupuis wel vaker zien. Alles samen zorgt het ervoor dat dit album dan ook elke euro, frank of penny waard is. Een prachtuitgave! |