JEROME K. JEROME BLOKS 24 De Kluizenaar
Alain Dodier • Dupuis (Spotlight) 52 p. (SC)
|
|
Een humanistische grand cru |
|
Dertig jaar! Zo lang al moeten we dankbaar zijn dat we Jerome K. Jerome Bloks, een soort mengelmoes van Sam Spade en Monsieur Hulot, mogen vergezellen op zijn detectiveavonturen. Avonturen die relatief alledaagse en herkenbare personages in een straffe thriller droppen en waarin humor en sérieux geraffineerd worden samengesmolten. Spade en Hulot, alledaags en thriller, humor en sérieux: er wordt wat afgemixt in deze reeks en in dit 24ste hoofdstuk doet Alain Dodier er nog een schepje bovenop door ons een meeslepende cocktail van heden en verleden te serveren.
Het verleden wordt gepresenteerd in efficiënte grijs- en bruintinten en voert ons op een heerlijk nostalgische golf mee naar Villard-le-Vieux, een klein dorpje in de Haute-Alpes dat kort nadien zal onder water worden gezet bij de vorming van een stuwmeer. Dodier haalde zijn visuele inspiratie voor de setting enerzijds in Vallouise (en in de foto's die hij er zelf in 1980 met een Canon-reflexcamera maakte) en anderzijds in Tignes, een dorp dat in de jaren 1950 écht onder water werd gezet. We zien er een rode Citroën DS voorbijschrijden (zo hoorde dat in die tijd) die even later de bodem van een ravijn van dichtbij zal verkennen. Moord, heet dan de these, en wie heeft het dan anders gedaan dan de garagist (vooral als blijkt dat in de auto ook nog eens zijn overspelige vrouw zat)?
In het heden krijgt Jerome van een notaris de vreemde taak om een brief af te leveren in wat overblijft van het dorp. Geadresseerde: de moordende mecanicien — een Suske en Wiske-titel! — die intussen de gevangenis heeft verlaten en als kluizenaar leeft in een huis langs het stuwmeer. Jerome overwint "op z'n Jeromes" zijn vliegangst en zoekt samen met zijn — zoals altijd over huisje-tuintje-boompje zagende — Babette de zonderlinge man op. Samen met ons zijn ze vervolgens vooral toeschouwer bij het ontrafelen van de raadsels en drijfveren uit het verleden.
Alle goeie dingen bestaan uit drie en dus zijn er ook drie zaken die ons opvallen bij deze worp van Dodier. Eén: de voortdurende afwisseling van vroeger en nu, de eerste keer dat Dodier volgens ons wel eens falende geheugen dat procedé toepast. Ondersteund door het kleurgebruik wordt bruusk overgeschakeld van het ene tijdvak naar het andere en wordt stap voor stap informatie vrijgegeven. Die deterministische en filmische aanpak zal ongetwijfeld niet door iedereen worden gesmaakt, maar wij vonden het vakkundig, charmant en pertinent als ondersteuning van het relaas. Twee: nog meer dan anders vertolken Jerome en Babette in dit verhaal een figurantenrol. Enkel in het begin en op het einde gaat het echt over hen en ontroeren ze ons, zoals steeds, met hun naïviteit en dromen. Daarna voeren zij ons naar de plaats van de actie en ontdekken met ons en met mondjesmaat hoe de vork in de steel zit. Mogelijk ligt het aan onze beperkte intelligentie, maar wij vonden die langzaam slinkende onwetendheid prettig, net als het bevrijdende geluid van onze frank die (pas) omstreeks pagina 31 rinkelend op de grond viel. Drie: Jerome K. Jerome Bloks is als een restaurant waar je al dertig jaar gaat eten en waar slechts sporadisch iets aan de menukaart wordt veranderd. Of meer nog: als een wijn die je al jaren kent en toch bij elke oogst wat anders smaakt. Zonder verbluffende surprises maar ontzettend degelijk, dankzij die humanistische meestermixer Dodier die perfect weet welke druiven hij moet gebruiken en met welke kleine accenten hij steeds weer kan verbazen. Het Bloksjaar 2014 is, na het dipje van de vorige episodes, wat ons betreft dan ook een grand cru. |
|
> PETER D'HERDT — september 2014 |