Jean-Luc Istin is de Jean Dufaux van de fantasy: veelschrijver en tettengek, samenwerking met steeds weer geweldige tekenaars, bedenker van veelbelovende intriges die al te vaak teleurstellend afgewikkeld worden, met gelukkig af en toe een uitschieter. Met Drakenbloed begon hij zowat tien jaar geleden, gepiloteerd door een machtig originele cover, aan zijn persoonlijke Murena: een loopje met de echte geschiedenis, ijzersterke personages, uitmuntend tekenwerk. Zeven episodes lang duurde die cyclus, een verhaal waarin de charismatische piratenhoofdman Hannibal Meriadec zijn wraak op de moordenaars van zijn moeder zocht en vond. Halfweg deel 7 verdween de ruwe bolster, stinkend rijk, onkwetsbaar en met een koninklijk pardon op zak, spoorloos, via een of andere poort richting elfenland. De epiloog bracht ons drie jaar verder waar een griezelige ankou zijn voormalige bemanning decimeerde en we leerden dat Hannibal intussen shogungewijs het land van de rijzende zon onveilig maakte.
In het begin van deze nieuwe cyclus nemen de auteurs bijzondere risico's. Stel je voor. Wij zitten allen in een grote kring om Istin heen, klaar om het vervolg te horen op die epiloog van vorige keer. Hij stopt zijn pijp, wij zitten een en al oor, vol spanning over hoe het zit met die doodsman en... hij begint doodleuk te vertellen wat er gebeurde net na de verdwijning van Hannibal, drie jaar voorheen! Een groepje zucht, een melkkoe loeit, de bemanning mort. Maar het blijkt toch te werken. In de eerste plaats dankzij het hoofdpersonage, de eervolle schurk Meriadec die bereid is zijn schulden aan de elfen af te lossen en belooft om hun soortgenoten in Zuid-Amerika van de Spaanse goudzoekers te redden (yep, nog niet naar Japan, dat zal voor de volgende cyclus zijn).
Maar ook enkele andere kunstgrepen beheerst Istin in deze reeks wonderwel. Net als de gezellige Bretoense legenden waar het eerder over ging, schuiven immers ook de broeierige Zuid-Amerikaanse mythes ons naar het puntje van onze stoel. De keuze om het verhaal door een protagonist te laten navertellen, de geliefde modus operandi van Jean-Yves Mitton, blijkt ook hier prima te functioneren. En hoewel we de sympathieke ijzervreters Thorn, Mael en Maclaw moeten missen, krijgen we met de meedogenloze Edward Teach (ja, hoor, de latere Zwartbaard), de dokter en tevens Vaticaans spion Bonetti, de elfenkrijger El'Lonn en de intrigerende Kyle Macstone een viertal cadeau waarin zoveel muziek zit dat Meriadec een fortuin zal moeten betalen aan Sabam.
Ook de man die het potlood hanteert, Stéphane Créty, maakt tabula rasa met het verleden. Daar waar voorheen zijn tekenwerk haast naadloos aansloot bij de heerlijke stijl van Guy Michel, lijkt hij nu zijn eigen weg te kiezen met een iets dikkere en ruwere lijnvoering.
Voor ons was het even wennen, maar van altijd op dezelfde stok te zitten, krijgt een kieken tenslotte ook een zere rug. Samen zorgen ze ervoor dat wij na dit inleidende deel alvast wat dichter bij oom Istin zijn gekropen, glad vergeten dat we eigenlijk het vervolg van dat andere verhaal wilden horen en helemaal klaar voor een nieuwe cyclus piratenvermaak. |