BOUNCER 8 To Hell
François Boucq + Alejandro Jodorowsky • Glénat (Grafica) 64 p. (HC)
|
|
Confituurclichés |
|
Een western schrijven zonder clichés is als confituur maken zonder te smossen, hoe hard je ook je best doet, ergens gaat er altijd wel iets plakken. Bouncer gaat geen enkel cliché uit de weg, maar gaat er wellustig in rollen en spettert de keukenkastjes vol suikerzoete stroop. En waar dat bij andere strips al snel gaat vervelen, ontstijgt Bouncer dat probleem. Zoals we in eerdere recensies in deze reeks al schreven, is het sleutelelement smerigheid. Het Wilde Westen was geen plaats voor helden met witte hoeden en verheven principes, maar een vrijhaven voor elke soort geteisem dat je je maar kan inbeelden. En dat zie je bij Bouncer. Francois Boucq kan boeventronies tekenen als geen een.
Als we de voorgaande delen even mogen samenvatten: Bouncer, een eenarmige halfindiaan werkt zich op tot eigenaar van de Inferno-saloon, heeft een voorliefde voor kaarten, dominante vrouwen, bourbon en is steeds vergezeld door zijn, je-raadt-het-nooit, driepotige hond Mocho.
In het begin van dit tweeluik vinden we onze held dan ook zwelgend in zijn voorliefdes terug. Aan de kaarttafel. Naast zijn Chinese lief dat zoals steeds in raadsels spreekt. Toeterzat. En dat terwijl de hoogzwangere vrouw van een van zijn weinige vrienden, de dwerg die de bar beheert, door de buik gestoken is met een zwaard. De dader is Pretty John, verwend zoontje van de monsterlijke Ugly John, die met ijzeren hand zijn gevangenis leidt, waaruit het natuurlijk onmogelijk ontsnappen is. Pretty John blijft natuurlijk niet op zijn proces wachten en neemt de benen. En als je een duivel wil vangen, moet je in de hel afdalen. Zoals in Dantes Inferno werkt Bouncer zich laag na laag dieper in het meest onwelriekende afvoerputje van de maatschappij. Hoe hij hier weer uit geraakt, moeten we zien in het volgende deel And Back. Het belooft alleszins niet zonder kleerscheuren te gebeuren. |
|
> WIM DE TROYER — december 2012 |