Als mama haar vork een centimeter naar rechts schoof, dan wisten we hoe laat het was. Dan veranderde ze weer in, ja hoe noem je dat... Dagenlang, soms weken, zweeg ze. Haar ijskoude blik was... Neen, dan hadden we nog liever dat ze weer met de keukenkasten sloeg. Mijn oudere broer ging dan van de wederomstuit hard op zijn drums meppen. En als papa van zijn werk kwam, sloeg hij altijd een tijdje op de boksbal. Dat was hun taal. Neen, hierop had ik niets te zeggen. Ik zweeg. Zo veel als ik kon. Papa vond het raar. Hij was radioloog en bestraalde dagelijks mijn strottenhoofd. Zo zou ik wel weer gaan praten. Ik was zes. Toen ik tien was, begon er een bult te groeien in mijn nek. Niemand keek er naar om. Mama had het te druk met zichzelf. Papa was nog meer gevlucht in zijn werk. Dat was ons leven. En ik? Ik zweeg, tekende en dook in mijn boeken. Een paar jaar later was die bult wel echt groot, en kon er toch een operatie vanaf. Ik had een kankergezwel. De operatie was moeilijk. Te moeilijk. Ik kon niet goed meer praten. En ik zweeg. Opnieuw.
"Was mich nicht umbringt, macht mich stärker", zei Friedrich Nietzche ooit. Die dooddoener gaat zeker op voor de bekende Amerikaanse illustrator David Small. Zijn jeugd was allesbehalve warm en motiverend. Onverschillig, onsentimenteel en onbarmhartig was zijn leven. En hoe ouder hij werd, hoe dieper de kloof met zijn ouders werd en hoe meer ze zelf hun onderlinge kloof uitdiepten. We hadden nooit gedacht dat de jaren 1950, wanneer de wetenschap zegevierde op emotionaliteit, zo ijzig konden zijn. Die kille teneur werd nog versterkt doordat David minder en minder kon spreken. Maar hoe stiller hij werd, hoe vaker zijn innerlijke schreeuw elke decibellimiet tartte. Die intense, stille pagina's komen hard aan.
Hoe vaak we ook een stomp in onze maag kregen, toch zijn we niet helemaal knock-out geslagen door deze fel bejubelde graphic novel. David Small focust zich immers volledig op de relatie, of hoe noem je zoiets, met zijn moeder. Hierdoor laat de auteur jammer genoeg interessantere pistes links liggen zoals de belevenissen van zijn (groot)vader en de voorliefde van een elfjarige voor de schandaalroman Lolita. Bovendien zijn de zwart-wittekeningen, net zoals de hele sfeer, enorm leeg en beladen. Een beetje meer grafische punch zoals Jeff Lemires Essex County had ons wel bevallen.
Waarschijnlijk krijgen we nu massa's haatmails van hordes puristen die deze moderne klassieker verafgoden, maar David Smalls herinneringen staan zo ver van onze tijdsgeest af dat we er wat, tja, onverschillig bij werden. Of was dat net de bedoeling? |