DE NARWAL 2 Woestijnzee
Boris Beuzelin + Olivier Supiot • Glénat 48 p. (HC)
|
|
De duiker die pootjebaadt |
|
"Duikers kunnen niet op geluk rekenen. Alles moet zorgvuldig voorbereid zijn." En weg was Robert — Bob — Narwal. Ergens heel diep in de woestijn dook hij in een vergeten waterput. In het begin was de holte verstikkend smal, maar naarmate hij vorderde, werd de doorgang breder. Opeens, ergens in die gitzwarte diepte, bereikte hij het eindpunt van de reis. Verdomme, wat was dat!
Nauwelijks een halfjaar na het uitnodigende eerste deeltje pakt uitgeverij Glénat al uit met een nieuwe selectie van vijf kortverhaaltjes. En die zijn snedig geschreven volgens de regels van de kunst, dus inclusief verrassend einde. Het biedt de auteurs de gelegenheid om ons te laten wennen aan de vreemde figuur die de Narwal toch wel is. Het gitzwarte cynisme dat hem als gegoten zit, krijgt hier al wat kleur. Zo helpt hij zijn boezemvriend, voor wie zijn vriendin ooit koos, even door een moeilijke periode. Het kan zelfs niet op als hij een groene jongen het leven redt. Het kon ook eigenbelang zijn, maar toch.
Hoewel de kortverhaaltjes van De Dérisoire-tekenaar Olivier Supiot nog niet het niveau halen van pakweg Philippe Francqs Vrouwen en Steden of François Boucqs hersenspinsels is de De Narwal toch een te volgen reeks. Niet in het minst door de Franco-Belgische tekenstijl uit de jaren 1960-1980 waarmee Dupuis groot is geworden. Boris Beuzelin likt uit het zelfde potje waar Maurice Tillieux, Frank Le Gall, Antonio Cossu en Yoann (de nieuwe tekenaar van Robbedoes en Kwabbernoot) de mosterd vandaan hebben gehaald. Het geheel wordt nog eens overgoten met een intrigerende schaduwpartij, Mike Mignola waardig. Wij zijn alleszins fans!
Het concept van de kortverhaaltjes blijft wel aanvoelen als een doorwinterde diepzeeduiker die zich beperkt tot pootjebaden. Hier zit veel meer in. Het wordt tijd dat Bob Narwal zijn achternaam eer aandoet en zich echt in de diepzee gooit voor een langer verhaal. Hij en wij zijn er klaar voor. |
|
> WOUTER PORTEMAN — november 2010 |