FAGIN DE JOOD
Will Eisner • Atlas 128 p. (SC)
|
|
De kunst van het vertellen |
|
In het voorwoord van Will Eisner valt de term sequential art. Er zijn er genoeg die de strip voor een verheven kunst willen slijten en daar plompweg interpretaties aan vastknopen om het zo ver mogelijk van hen te houden die strips in de eerste plaats lezen als entertainment. Sequential art gaat in onze ogen om de kunst van het vertellen en dat kon de in 2005 overleden Will Eisner als geen ander. Zelfs al wil-ie antisemitisme en andere anti-Joodse thema's verklaren aan de hand van een fictieve biografie van de al even fictieve Fagin uit Charles Dickens' Oliver Twist, dan nog laat hij dat niet te zwaar doorwegen. Eisners temporisering en dosering van info laat een lezer niet te lang dralen op één pagina. Het moet vooruitgaan. Fagin de Jood leest dan ook als een trein. Eisner vertelt het hoogstnodige zonder al te breedsprakerige dialogen en teksten en weert alle overbodige overgangsscènes. En toch krijg je een quasi volledig beeld van een mensenleven, in dit geval dus van Fagin.
Dat Fagin nog de kwaadste niet is, weten we door de musical Oliver! uit 1968 die we wellicht al een ziljoen keer hebben gezien. Onder zijn hoede opereerden talloze kinderen als boefjes die hij in ruil voor hun buit onderdak en voedsel bood. De knepen van het vak leerde Fagin van zijn vader die bij het incasseren van een gokwinst brutaal werd vermoord door antisemieten. Als enige kostwinner kon Fagin het vervolgens niet verhelpen dat zijn zieke moeder stierf. Fagin werd opgenomen door een rijke Jood van wie hij wijze levenslessen kreeg. Door een fout bevonden romance raakte hij van de dop in de regen en belandde in de straatcriminaliteit. Halverwege het album versmelt Fagins levensloop met die van Oliver Twist en komen we op vertrouwd terrein. Hierbij blijft Eisner redelijk trouw aan het oorspronkelijke verhaal tot en met de nevenpersonages toe. Het slot en de epiloog, die teruggrijpen op handige manœuvres van Eisner eerder in het album, kenden we dan weer niet uit de verbloemde musical.
Met deze uitgave tikt Eisner zowel op de vingers van Dickens in het voor- en nawoord en het eindpleidooi van Fagin, maar ook op zijn eigen vingers. Want was hij niet de bedenker van het negerjongetje Ebony als hulpje van The Spirit waarmee hij doorbrak? Eisner raakte er zich terdege van bewust dat hij zich liet vangen door het tijdskader (zoals bijvoorbeeld ook Hergé in Kuifje in Afrika waar nu weer een hele polemiek rond bestaat). Het lot en de keuzes van Fagin verklaart hij gedeeltelijk aan de hand van conditionering door het milieu waar het personage uit voortkwam, zich in bevond en voor koos. Voorts willen we dit album niet al te dieper analyseren omdat we het entertainende gehalte van Fagin de Jood niet willen dynamiteren. Dat dit album een boeiende vertelling is, moet je ondertussen toch duidelijk zijn. |
|
> DAVID STEENHUYSE — februari 2010 |