NEW YORK MI AMOR
Jacques Tardi + Benjamin Legrand/Dominique Grange/Jacques Tardi • Casterman 96 p. (HC)
|
|
Meer dan een decor |
|
Jacques Tardi associëren we steevast met loopgraven of Parijse banlieus. In zijn vroegere werk zocht hij het ook verder. New York Mi Amor bundelt de voorheen niet allemaal vertaalde verhalen die tussen 1979 en 1984 verschenen in diverse stripbladen. De hoofdmoot van deze bundel vormt het langere De Kakkerlakkenkiller, geschreven door Benjamin Legrand dat in 1984 als een van de eerste albums in de collectie Wordt Vervolgd Novellen verscheen. Daarin betreedt een wat melancholische ongediertebestrijder per ongeluk de dertiende verdieping van een wolkenkrabber. Vreemd, want in New York vind je nergens een dertiende verdieping. Hij vangt er een gesprek op waaruit hij munt wil slaan. Weet hij veel dat hij nu de speelbal is geworden van twee criminele bendes die tegen elkaar opbieden met chantage, ontvoering en doodslag.
Twee kleuren domineren deze uitgave: zwart met alle mogelijke grijswaarden en bloedrood. Enkel voor De Kakkerlakkenkiller maakte Tardi gebruik van het extra steunkleur voor het plunje van het hoofdpersonage Walter Eisenhower, zijn bestelwagen, dikke klodders bloed en een hallucinatiesequentie waarin hij zich een superheld tegen reuzegrote nazikakkerlakken waant. Verbijsterend, maar Martin Scorsese-achtig keihard.
In de drie overige, kortere verhalen neemt een John Lennon-lookalike met een bochel zich voor om de echte Lennon neer te knallen, struint een depressieveling door de wereldstad en wil een Vietnamese wraak nemen op de Amerikaanse soldaat die haar voor de ogen van haar dochter verkrachtte. Het zijn drie verhalen met een twist waarin net als in De Kakkerlakkenkiller de stad New York meer is dan zomaar een fel gedocumenteerd decor. Het is de plaats van actie, van gelatenheid en — zoals Art Spiegelman het typeerde in zijn woorwoord — van smerigheid.
Van gelegenheidsscenaristen Legrand en Dominique Grange staan als extraatje een paar artikels over New York opgenomen. |
|
> DAVID STEENHUYSE — mei 2009 |