JOHNNY GOODBYE Het Vreemdelingenlegioen
Dino Attanasio + Martin Lodewijk • Arcadia vzw (Arcadia Archief) 48 p. (HC)
|
|
Less is more! |
|
Hoe meer vertaaluitgevers enkel op het nieuwste van het nieuwste jagen in de hoop een besteller binnen te rijven, hoe meer vergeten raakt dat er nog heel wat in album onuitgegeven verhalen uit het verleden resten. Uitgeverijen als Brabant Strip en Arcadia duiken in archieven en jaargangen van de vele striptijdschiten die de lage landen ooit telden om onze rijkgevulde stripverzamelingen aan te vullen met ontbrekende verhalen die er nog op de plank bijhoren, al is het maar uit nostalgie. Maar liefst zeven lange verhalen en twee kortverhalen van Johnny Goodbye verschenen nooit in album. Bladen als Pep, Eppo en Sjors en Sjimmie Stripblad publiceerden ze tussen de jaren 1973 en 1990. Het Vreemdelingenlegioen mag nu van de lijst geschrapt worden want Arcadia gaf het net in de razend knap uitgevoerde — alleen de geur van oud papier ontbreekt er nog aan — collectie Arcadia Archief.
In dit verhaal schrijven de twee op zwart zaad levende privédetectives Johnny Goodbye en Howdy zich in voor het vreemdelingenlegioen om er de minnaar van een rijke erfgename te confronteren met zijn chantagepoging. De neef van haar steenrijke en hoogbejaarde man wil het duo ook inschakelen voor eigen profijt, maar ze vangen bot. De schop onder zijn kont zal hem echter niet beletten om stokken in de wielen te steken.
Johnny Goodbye is een van de favoriete reeksen van Martin Lodewijk die het nog steeds spijt dat Dino Attanasio er indertijd mee kapte. Sfeer, thematiek, decor en humor doen erg denken aan Sammy van Berck en Raoul Cauvin dat er straks ook mee ophoudt. In zwart-wit valt het extra op hoe stevig Attanasio als tekenaar wel was. De contrasten en slagschaduwen zijn klassiek geschoold en overtuigen zeker zonder kleur. Zowel zijn stadsdecors van Chicago in de jaren 1920 als zijn exotische locaties van Casablanca over de woestijn tot een legerfort en het paleis van een sjeik zijn mooi uitgewerkt.
Nostalgie is één zaak, maar we worden er zelf niet jonger op natuurlijk. Anno nu ontwaren we een constante in Martin Lodewijks œuvre waar we steeds vaker op letten en steeds meer als storend ervaren... Hij is te 'uitleggerig'. Tekstballonnen zijn vaak welgevuld (vraag het maar aan de letteraar van De Rode Ridder die dikwijls trucjes moet uithalen om alle tekst erin te proppen) en zouden na herschrijf- en vooral schrapwerk van bijvoorbeeld nutteloze replieken net zo veel informatie kunnen verschaffen als nodig is om het verhaal te doen voortgaan. Bij een handeling of een actie passen geen volzinnen. Strips zijn geen toneeltjes. Nu meer dan vroeger hebben we de idee dat Lodewijk zo veel mogelijk van zijn allicht immense documentatiebibliotheek wil reproduceren in dialogen en commentaarteksten. Onze conclusie: less is more! Zijn vakmanschap om intriges te bedenken en scènes te construeren (ook in Het Vreemdelingenlegioen), spreekt voor zich. Dat moeten zijn personages niet nog eens doen. |
|
> DAVID STEENHUYSE — maart 2009 |