INTERVIEW met TOM BOUDEN
— 25 juni 2007 —

© De Stripspeciaalzaak • David Steenhuyse
© afbeeldingen: Tom Bouden © Standaard Uitgeverij, 2007
Dit interview is eigendom van De Stripspeciaalzaak en mag in geen geval herplaatst of gekopieerd worden zonder voorafgaande afspraak met de auteur van deze tekst.
> Contact <
We geven het toe: erg veel boeken hebben we in ons leven niet gelezen. Of het kwam door een verplichte leeslijst op school of ze gaven ons als student vertier op de trein bij gebrek aan een budget voor nieuwe strips of we prefereerden de film- of televisiereeks. Maar dat ene boek van Jules Verne, dat we in onze jonge jongensjaren lazen, konden we ettelijke jaren nadien nog hervertellen. De stripversie in de collectie Classix bewees dat we het niet allemaal goed hadden onthouden. Een interview van 80 (-58) vragen met verstripper Tom Bouden over de wereldklassieker Reis om de Wereld in 80 Dagen.


"
Ik heb een aantal buitenlandse stripversies liggen, gaande van brol tot heel mooi getekend, en als ik mijn versie daarmee vergelijk, voel ik geen schaamte. Qua scenario is mijn versie zeker de beste stripversie, en dat is al heel wat"


Eerst en vooral: is het nu eigenlijk Jules Verne of Vernes? Zelfs in het album staan allebei de spellingswijzes.
Het is Verne. Voor de schrijfwijzes in het album zijn de mensen bij Standaard verantwoordelijk, vrees ik.

Heb je bepaalde personages gemodelleerd naar bestaande personen? Hoe vlot kwamen Phileas Fogg en Passepartout uit je pen gerold?
Het was eventjes zoeken. Toch in ieder geval wat Fogg betreft. Volgens mijn moeder heb ik Fogg gemodelleerd naar mezelf, maar dat is natuurlijk klinkklare onzin. Eventuele gelijkenissen zijn natuurlijk puur toeval. Ik herinner me dat ik vooral moeite had met het vinden van een juist kapsel voor Fogg. Passepartout stond er vrij vlug. Bij het ontwerpen van die figuur zat ik met de filmversies in mijn hoofd. In de twee films die ik ken, zijn de acteurs die de rol van Passepartout spelen van het gelijkaardig type, en blijkbaar waren die van invloed op het beeld dat ik van Passepartout had.

Heb je vooral rekening gehouden met het boek of vond je voor de rest nog inspiratie in de film- en tekenfilmversies(1)?
Ik heb me natuurlijk gebaseerd op het boek. Maar omdat alle andere bewerkingen een luchtballon toevoegen aan de rits voertuigen die Fogg tijdens zijn queeste gebruikt, vond ik dat ik dat ook moest doen. De lezers zouden het niet appreciëren indien ik dat niet deed. In het collectieve geheugen hoort dat gewoon bij het verhaal, ook al zit er geen enkele luchtballon in het boek(1).
Ik heb de filmversie met David Niven bekeken, en de miniserie met Pierce Brosnan, maar ik heb er inhoudelijk niets van overgenomen. Of het zou de sfeer moeten zijn en hier en daar een paar kleine details qua kledij.
De recentste filmversie heb ik bekeken toen ik al bijna klaar was met het tekenen van dit verhaal, maar dat was weggesmeten geld. Iedere student scenarioschrijven zou deze film moeten zien als een schoolvoorbeeld van hoe je een prima verhaal kan verkrachten.
De tekenfilmversies ken ik niet (meer).

Nog steeds spreekt het boek tot de verbeelding. Michael Palin maakte in 1988 de reisreportage Around the World in 80 Days, in 2004 herkenden we Jackie Chan als Passepartout in een parodie en momenteel loopt op Canvas de documentairereeks Around the World in 80 Treasures... Zeg het ons eens: wat is de kracht of de chemie van het verhaal?
Simpel, het is de vader — of de nonkel — van het moderne avonturenverhaal. Kuifje, Indiana Jones, zelfs James Bond hebben allemaal wel iets te danken aan Phileas Fogg. De opeenvolging van actie en avontuur, de exotische locaties, de romantiek,... Dit verhaal heeft het allemaal.

Sommigen beweren dat het geen kunstje is om een bestaand verhaal te adapteren. Maar de kunst is vooral te schrappen om het binnen de 48 strippagina's te krijgen. Hoe makkelijk of moeilijk gaat jou dat af?
Ik zou liegen indien ik je zou zeggen dat ik dat moeilijk vind. Integendeel, persoonlijk vind ik bewerkingen maken vreselijk gemakkelijk. En zeker in dit geval. Maar ik heb dan ook een vrij kort verhaal genomen waar niet echt veel geschrapt moest worden. Ondertussen ben ik ook bezig met een stripversie van de 18de-eeuwse roman Tom Jones (niet de zanger, maar de klassieker uit 1749 van Henry Fielding, ds), en dat beest is 700 pagina's lang, dus daar is het effectief een oefening in weglaten en samenvatten. Maar zelfs dat gaat vlot. Ik lees een te bewerken boek ook maar één keer. Eerst ga ik op zoek naar een goede synopsis en daarna haal ik er tijdens het lezen van het boek automatisch de belangrijke passages uit en op die stukken baseer ik dan mijn scenario. Dit was natuurlijk niet mijn eerste bewerking en hoe vaker je iets doet, hoe beter je de truukjes van de foor leert kennen.

En omgekeerd dan: hoeveel keer heb je de neiging moeten bedwingen om iets te herschrijven of een scène compleet anders aan te pakken?
Er zit een scène in het boek waar de wegen van Fogg en Passepartout zich splitsen. Dat was de enige scène waar ik heb gezocht hoe ik het anders kon aanpakken omdat het boek op dat moment ietwat verwarrend is en volgens mij zelfs niet helemaal klopt. Normaal gezien heb ik de gewoonte een bewerking nogal naar mijn hand te zetten (zie bijvoorbeeld Het Mysterie van de Gouden Cockring, het ietwat amateuristisch getekende Quasimodo of De Memoires van Madame de Cœur-Brisé en zeker Tom Jones), maar bij Reis om de Wereld in 80 Dagen kwam dat niet eens bij me op. Sommige verhalen zijn goed zoals ze zijn. Bij een concept als Classix mag je volgens mij ook niet te veel afwijken van het origineel.

Mocht je het basisverhaal zelf bedacht hebben, zou het dan ongeveer gelijkaardig hebben verlopen? Zou je misschien een romance hebben voorzien tussen Fogg en Passepartout?
Dat is een moeilijke vraag. Ik kan moeilijk weten of ik ooit op het idee zou kunnen komen om een gelijkaardig verhaal te maken, indien Verne dat al niet eerder had gedaan. Maar laten we eens uitgaan van de onwaarschijnlijke hypothese dat ik Reis om de Wereld heb verzonnen, dan zou de route wellicht wel ongeveer hetzelfde zijn. Maar ik betwijfel of er veel prinsessen gered zouden worden. En wellicht zou ik het idee als een serie opbouwen waarbij iedere halte een nieuw album is. Want er zijn natuurlijk massa's dingen te beleven onderweg. Nu zitten de personages vaak acht dagen na elkaar op de trein of boot zonder dat er iets gebeurt, wat weliswaar realistisch is want het afleggen van grote afstanden is saai, maar boeiende lectuur levert dat niet op.

Een romance tussen Fogg en Passepartout zou ik absoluut niet voorzien hebben. Relaties tussen meester en personeel waren absoluut not done in die tijd. Nu ja, ik heb juist een roman van één van de League of Gentlemen-acteurs/auteurs (de hilarische BBC-televisiereeks waarin een drietal acteurs praktisch alle rollen van een dorp vol geschifte inwoners voor hun rekening nemen, ds) gelezen waarin hoofdpersonage Lucifer Box onder meer in bed duikt met zijn mannelijke bediende. Wat leuk was, maar daar bleef het bij. Een liefdesrelatie tussen verschillende klassen was rond de eeuwwisseling immers ondenkbaar. En los daarvan spreken we hier van een strip voor een zo groot mogelijk publiek. Laat de mannelijke hoofdpersonages dus maar verliefd worden op de prinses. Ook al zou die er in mijn versie niet inzitten.

Prinses Aouda is dus geen interessant karakter, eerder een last?
Echt veel karakter heeft ze in ieder geval niet. Ze dient enkel ter redding en ter happy end en verder heeft ze geen enkele functie in het verhaal. Ze valt tenminste nergens flauw, dat is al heel wat voor een vrouwelijk personage uit die tijd.

Je beweert dat je de grappen van Verne hebt gebruikt, maar staan er toch niet een paar 'Boudisms' in?
Ik zou niet weten waar. Er is mij gevraagd om een zo getrouw mogelijke versie van het boek te maken voor een jong publiek, en dat heb ik dan ook plichtsbewust gedaan. Dit is dus de eerste keer dat ik een romanbewerking heb gemaakt zonder er inhoudelijk iets van mezelf aan toe te voegen. De dialogen komen bijna letterlijk uit de pen van Jules Verne.

Jules Verne inspireert alleszins nog steeds stripmakers, van Hergé tot Alan Moore. Heb jij de ultieme, Vlaamse verstripping gemaakt?
Volgens mij heb ik de enige Vlaamse verstripping gemaakt. Hij zal dus voorlopig vrij ultiem zijn, ja, maar dat is niet echt mijn verdienste. Misschien dat er over tien of twintig jaar nog eens een versie verschijnt. En dan kunnen we vergelijken. Ik heb een aantal buitenlandse stripversies liggen, gaande van brol tot heel mooi getekend, en als ik mijn versie daarmee vergelijk, voel ik geen schaamte. Qua scenario is mijn versie zeker de beste stripversie, en dat is al heel wat.

Onze bespreker is niet wild van je tekenstijl. Is het echt een karwei zoals je elders aangaf?
Ik ben er zelf ook niet wild van. Zoals je wel weet, was het niet mijn bedoeling om dit zelf te tekenen. Maar de toenmalige uitgeefster had daar andere ideeën over.
Ik moet toegeven dat ik zelf enorm twijfel over de vormelijke kwaliteiten van dit album, ook al heb ik massa's positieve reacties gekregen van collega's, iets wat anders nooit gebeurt. Pas op, ik ben zeer tevreden over een aantal pagina's, maar er zitten in dit album een drietal prentjes die ik achteraf bekeken vreselijk slecht vind, en die verpesten het geheel een beetje voor mij. Als ik met andere tekenaars werk, zitten daar ook altijd mindere dingen bij, maar dat stoort me dan veel minder.
Er is wél nagedacht over de tekenstijl. Ik refereer in de vorm bewust aan strips als Blake en Mortimer, omdat ik vind dat die oude Hergé-Jacobs-achtige strips een sterk Jules Verne-gevoel hebben. En ik heb de inkter de opdracht gegeven om met veel arceringen te werken, zodat er een sterke gelijkenis is met de illustraties uit de Victoriaanse tijd. Het was absoluut niet mijn bedoeling hier een moderne, grafisch vooruitstrevende strip van te maken, maar wel een degelijk, klassiek aanvoelende avonturenstrip.

Onze bespreker vergelijkt je op grafisch gebied wel met Pom, zelfs met Vandersteen. Wat vind je daarvan?
Tja, iemand met een slecht karakter zou dat een belediging kunnen vinden, maar laat ik dat nu maar niet doen. Ik ben opgegroeid met de strips van Pom en Vandersteen. En ook Merho en Jef Nys, en dat zijn toch allemaal tekenaars die een min of meer gelijkaardige stijl gebruiken. De Vlaamse Klare Lijn noem ik dat. Via een hele hoop omwegen ben ik ondertussen tot een gelijkaardige stijl gekomen. Niet de meest vernieuwende en hippe stijl, en een prijs ga ik er ook nooit voor krijgen. Maar het is wel een stijl die het goed doet bij de gemiddelde striplezer, en waar ik mezelf goed bij voel. Af en toe heb ik gepoogd om eens iets anders te proberen qua tekenstijl, maar altijd kwam ik vrij vlug terug uit bij mijn gebruikelijke stijl.

Je decors zien er knap en gedetailleerd uit. Daar is wellicht veel tijd en werk in gekropen.
Minder dan je zou denken. Met de juiste documentatie is zelfs het meest ingewikkelde decor vrij gemakkelijk te tekenen. Het duurt gewoon wat langer, meer niet.

De Spaanse tekenfilmreeks Around the World with Willy Fogg uit 1993 met dieren in de hoofdrol had een zodanig succes dat er een vervolgreeks op kwam die de Verne-verhalen Reis naar het Centrum van de Wereld en 20.000 Mijlen onder de Zee combineerde, maar wel opnieuw met Fogg in de hoofdrol die een nieuwe weddenschap aanging. Wil jij nog wat doen met de personages of blijft het bij dit one-shot?
Ik had plannen om nog iets te doen met de personages, ja. Ik zag een reeks voor me waarin bestaande en fictieve Victoriaanse personages vermengd werden. En lange tijd leek Standaard geïnteresseerd, maar ondertussen weet ik dat die interesse er niet meer is. Maar misschien kan ik die ideeën ooit nog gebruiken, wie weet.

Je werkt ook mee aan F.C. De Kampioenen. Je hebt wel niet graag dat we je een assistent noemen. Hoe groot is je bijdrage daar? Werk je ook mee aan de scenario's?
Ik heb helemaal geen probleem met de benaming assistent, hoor. Ooit heb ik je eens verteld dat ik strikt genomen, volgens de vermelding op de titelpagina "medewerker" ben, wat klinkt alsof je iets meer te zeggen hebt over het resultaat dan een slaafse assistent. Maar in de praktijk is dat natuurlijk allemaal hetzelfde. Mijn rol bij de Kampioenen is vrij simpel: ik werk de tekeningen van Hec Leemans af. Meestal heeft hij zelf al een deel van de personages geïnkt. Ik werk de decors en eventuele nevenpersonages verder uit, en inkt alles. En dan moet ik nog zorgen voor een correcte plaatsing van de teksten.
Ik weet dat er heel wat mensen zijn die denken dat ik alles teken, maar dat is een beetje de fout van die paar tekenaars die hun strips door iemand anders laten tekenen, waarbij ze dan "met medewerking van" in plaats van "getekend door" vermelden.
Inhoudelijk beperkt mijn bijdrage bij de Kampioenen zich meestal tot dingen als "Zou een verhaal dat Oma Boma heet, niet leuk zijn?" of "Misschien kan je iets doen met de jonge Kampioenen die een voetbalploegje beginnen". Album 33, Kampioenen in Afrika beschouw ik min of meer als een van mijn albums, omdat ik het verhaal heb geschreven en voor een groot deel ook heb uitgetekend. Maar het is bij die ene keer gebleven. Ik heb nog een scenario voor Agent Vertongen geschreven, maar dat is door Hec helemaal herschreven. Eigenlijk is enkel de titel en het basisgegeven behouden. En ook De Groene Zwaan had ik geschreven/uitgeschetst, maar daarvan zijn maar een tiental platen in het uiteindelijke album beland.

Heb je voldoende tijd om te werken aan eigen projecten?
Er verschijnen dit jaar 14 of 15 albums waaraan ik (mee)werkte. En daar zijn maar vijf albums van de Kampioenen bij. Bij zes andere albums ben ik de scenarist, en de vier overige heb ik geschreven én getekend, waarvan ik er twee ook nog eens heb ingekleurd. Niemand zou me dus geloven als ik beweer dat ik naast de Kampioenen onvoldoende tijd heb om eigen strips uit te werken.

Je bent een van de eerste en weinige Vlaamse auteurs van de nieuwste generatie die ook in het buitenland publiceren, maar niet alleen in het Frans, ook nog in het Engels en het Duits. Weinig mensen staan daar precies bij stil. Hoe verlopen je buitenlandse contacten en wat zijn de reacties op je albums?
Je vergeet ook nog het Spaans en Italiaans. Al die contacten verlopen tegenwoordig via e-mail. Ik ben een paar keer zelf op zoek gegaan naar een uitgever, en een aantal keren ben ik benaderd met de vraag of ik bruikbaar materiaal heb. Het grootste probleem met buitenlandse uitgevers is dat ze enkel dingen willen publiceren die ze kunnen lezen. Dat betekent dus dat je ze minstens een Engelstalige versie moet kunnen voorleggen. Maar een vertaling laten maken kost geld. Ik heb ooit geïnvesteerd in een Engelse vertaling van Max en Sven, en dankzij die vertaling is het album ondertussen in vier talen te verkrijgen. Maar dat betekent daarom nog niet dat die uitgevers zomaar automatisch ook de rest van mijn œuvre blindelings gaan laten vertalen.
Ik ben net bezig met mijn vierde Engelstalige uitgave samen te stellen. Dat gaat altijd om albums van minstens tachtig pagina's, dus daar kruipt wel wat werk in. Vooral als het om oud werk gaat dat ik dan altijd wil herwerken. Ik heb net een twintigtal gags hertekend en ingekleurd. De lettering is voor straks. Het wordt mijn tweede album voor Bruno Gmünder, wat een Duitse uitgeverij is met een Nederlandstalige uitgever die Engelstalige boeken publiceert die hoofdzakelijk in Amerika verkocht worden. Echt internationaal gedoe dus. Ze waren tevreden met de verkoop van mijn eerste boek bij hen, wat overigens enkel in het Engels verscheen. Vandaar dat ze nog eens iets willen uitgeven. Leuk voor mij natuurlijk want zo heb ik straks meer Engelstalige boeken dan sommige Amerikaanse auteurs die al langer dan ik bezig zijn.
En of mijn werk nu in het Nederlands of het Engels verschijnt, maakt voor mij niet uit. Er komen meer enthousiaste reacties op mijn Engelstalige boeken, dus dat is alvast een pluspunt. Het Belang van Ernst is eigenlijk ook maar een vertaling van de oorspronkelijke Engelse versie. Het was, toen ik aan dat album werkte, niet eens mijn bedoeling om het in het Nederlands te laten publiceren.

De grappig bedoelde omschrijving die je ook niet meer wenst te horen, is dat je met je komische homo-erotische strips "een gat in de markt" hebt opgevuld. Hoe lang achtervolgt jou dat al? Mag ik de laatste zijn die de uitdrukking gebruikt?
Jij bent de enige die er steeds weer op terugkomt, hoor. Je mag dus gerust de voorlaatste én de laatste zijn die die uitdrukking in de mond neemt. Dat gat is overigens te klein geworden om er nog veel bij te steken. Toch in het Nederlandstalig gebied. Dus ben ik blij dat ik tegenwoordig het gat van de rest van de wereld mag opvullen met mijn ding. Daar is immers nog ruimte zat.

Je hebt ook meegeschreven aan De Smurfen. Verklaar dat eens aan onze lezers. Hoe ben je bij hen terechtgekomen?
Dat gebeurde via Philippe Delzenne, een tekenaar uit de buurt (van Brugge, Boudens woonplaats, ds) die op dat moment zowel De Smurfen als Jommeke tekende. Wij kennen De Smurfen vooral van de lange verhalen, maar voor de Amerikaanse kranten werden er ook gagstrookjes gemaakt. Er was blijkbaar nood aan goeie gags, en dus heb ik er een honderdtal verzonnen. Ik herinner me niet meer hoeveel daarvan effectief gebruikt zijn, maar toen ik dat een aantal maanden deed, werd de productie van gagstrookjes gestopt, waardoor ook mijn kortstondige carrière in Smurfenland beëindigd werd.

Zijn er nog zo van die publicaties die weinig bekend gebleven zijn... En kom nu niet af met de Sergio-strip, bedoeld voor de pers van het Eurovisiesongfestival. Neem nu Kid City 2...
Kid City 2 is niet echt onbekend gebleven. Ik heb het verhaal getekend en ben mooi betaald geweest door Dupuis, maar het album werd nooit uitgegeven omdat ze vonden dat de verkoop van het eerste deel tegenviel. We zaten als ik me niet vergis tegen de zevenduizend exemplaren, maar ze verwachtten iets meer dan twintigduizend verkochte exemplaren. Wat nodig was om uit de kosten te komen. Zoals je weet was Kid City een strip in opdracht, gebaseerd op een populaire website voor kinderen, dus moesten er meer mensen dan gewoonlijk betaald worden. Blijkbaar konden de kosten voor het drukken van dat tweede verhaal er niet meer van af. Ik heb het verhaal dan maar met goedkeuring van de uitgever op mijn site gezet.
Daarnaast heb ik ook ooit nog wat scenariootjes voor Donald Duck geschreven. Maar veel waren dat er niet. Er zijn vooral een aantal projecten geweest die er net niet zijn gekomen. Het Crazy Old London-project met Karel Biddeloo bijvoorbeeld waar hij een half jaar voor zijn dood nog enthousiast over was. En niemand weet dat ik bijna de nieuwe scenarist van De Rode Ridder was. Helaas voor mij, maar misschien gelukkig voor de fans, dook Martin Lodewijk plots op. En ooit heb ik samen met Claus een aantal proefplaten voor bewerkingen van de recente James Bond-romans gemaakt. Ik had contact opgenomen met de rechthebbenden in Londen en kreeg daarvoor toestemming, de uitgever bij Dupuis zag dat ook wel zitten, maar de commerciële dienst bij Dupuis wist blijkbaar niet aan wie ze dat moesten verkopen, dus is dat ook niets geworden.
Maar alle auteurs hebben zo van die projecten die in de lade zijn blijven liggen. De ene al wat meer dan de andere.

Als je je carrière tot nu toe overloopt, wat is dan de belangrijkste publicatie geweest?
Ik heb ondertussen al zowat alles gedaan. Gags en vervolgverhalen variërend in lengte van een strookje tot bijna honderd pagina's, bewerkingen, eigen scenario's, kinderverhalen, parodieën en expliciete erotiek. Tekenen en schrijven en inkleuren. Dus de keuze is vrij groot.
Voor mij blijft Max en Sven en alle andere strips met Max in de hoofdrol voorlopig de belangrijkste strip. Omdat daar vrij veel van mezelf in zit. En ook wel een beetje omdat de eerste versie van Max en Sven verscheen toen de rage van pseudoautobiografische strips hier nog moest uitbarsten (en natuurlijk ook omdat het de eerste strip was die Geert De Weyer besprak, dat spreekt voor zich).
Met En Daarmee Basta! op een goede tweede plaats. Alhoewel die plaats volgende jaar wellicht ingenomen zal worden door Tom Jones.

Nog toekomstprojecten? Alleszins nog een Classix-album...

Ik zou graag eens een realistische avonturenreeks met veel fantasie schrijven. Sinds ik anderhalf Rode Ridder-scenario en 25 bijhorende plotjes heb bijeengepend, weet ik dat ik dat zou kunnen. Maar dat zit er voorlopig niet in, vrees ik.
Er komt inderdaad nog een Classix-album, getekend door Claus (Romeo en Julia, ds), maar dat scenario heb ik anderhalf jaar geleden al afgewerkt. Bij Standaard weten ze welke verhalen ik graag nog eens onder handen zou nemen, dus als ze beslissen om de reeks verder te zetten, komt er misschien nog een derde Classix-album. Momenteel ben ik bezig met de scenario's voor zowel En Daarmee Basta! als W817.
De komende maanden zou ik graag de laatste pagina's van Tom Jones afwerken want daar ben ik ondertussen al sinds 2004 mee bezig. En daarna? Tja, ik wil al een paar jaar nog eens een vrij persoonlijk verhaal maken, maar ik lijk er gewoon de tijd niet meer voor te hebben. Ik had gehoopt er ergens in het najaar aan te kunnen beginnen, maar net deze week ben ik gevraagd voor een project waarover ik momenteel nog niets kan zeggen. Dus wie weet wat de toekomst zal brengen...


Reis om de Wereld in 80 Dagen ligt sinds begin juni 2007 in de winkels.

> DAVID STEENHUYSE — 25 juni 2007


Reis om de Wereld in 80 Dagen van de Franse veelschrijver Jules Verne werd voor het eerst gepubliceerd in 1873. Verne werkte eraan in moeilijke omstandigheden, zowel op persoonlijk vlak als op maatschappelijk gebied. Op de achtergrond woedde de Frans-Pruisische Oorlog (1870-1871). Van zijn vorige boeken ontving hij geen royalties waardoor hij in slechte financiële papieren zat. Op de koop toe verloor hij in deze periode zijn vader en hij was getuige van een openbare terechtstelling die hem in grote mate aangreep. Over het verhaal was Verne erg enthousiast. Het idee kreeg hij in een café in Parijs toen hij de krant las.

Realisme
Drie belangrijke, technologische hoogstandjes hielpen Verne in het voordeel van het verhaal. In 1869 werd de transcontinentale spoorweg in de Verenigde Staten vervolledigd, in 1869 werd het Suez-kanaal geopend en in 1870 spoorde de Indische trein zich een weg over het subcontinent. Reizen wordt makkelijker.
Het verhaal werd voorgepubliceerd in 1872. Veel lezers dachten dat het een echte reportage was. Sterker zelfs, ze sloten weddenschappen af over het succes van de reis. Sommige trein- en scheepvaartmaatschappijen polsten Verne of ze niet konden voorkomen in het boek. Of hij er effectief op ingegaan heeft, is niet geweten. Wel valt hier en daar een gedetailleerde beschrijving op te merken waardoor enige beïnvloeding valt te vermoeden.

Luchtballon
Een luchtballonscène komt helemaal niet voor in het boek. Verne vond het een te groot risico en ook onmogelijk. In de met vijf Oscars bekroonde filmversie Around the World in Eighty Days uit 1956 met David Niven in de hoofdrol komt wel een luchtballonscène voor. Sindsdien wordt het vereenzelvigd met het boek tot op verschillende coverillustraties toe! Met het boek Vijf Weken in een Ballon vestigde Verne wel zijn naam als auteur.

Navolging
Dat het verhaal tot de verbeelding sprak en blijft spreken, bewezen vele journalisten en avonturiers. Vanaf 1889 ondernamen verschillende personen pogingen om het net zo snel of beter te doen dan Phileas Fogg. Voor de krant New York World reisde journaliste Nellie Bly de wereld rond in 72 dagen. Dat was de eerste poging in 1889.
In 1903 zette theatercriticus en kunstpromotor James Willis Sayre het record scherper op 54 dagen, 9 uur en 42 minuten. Hij gebruikte enkel het publieke transport.
In 1908 ging Harry Bensley de vreemde weddenschap aan om de wereld te voet te ronden. Voor de aardigheid droeg hij een ijzeren masker.
In 1988 maakte ex-Monty Python-acteur Michael Palin de reisreportage Michael Palin: Around the World in 80 Days. In deze televisiereeks nam hij nergens een vliegtuig. Toevallig keerde hij in Londen terug met slechts enkele uren speling.
Vanaf 1993 tot heden bestaat de Jules Verne Trophy. Het wordt enkel uitgereikt aan schepen die de wereld rondzeilen zonder aan te leggen en zonder enige hulp van buitenaf. Uiteraard in de kortst mogelijke tijd.

(Teken)filmversies
Film- en tekenfilmversies bestaan er al sinds 1919 (een parodie van Richard Oswald die om budgetaire redenen volledig in Berlijn werd opgenomen).
De bekendste en beste is de versie uit 1956 met zoals eerder vernoemd David Niven. Vele bekende acteurs uit die tijd speelden een gastrolletje.
In 1989 vertolkte Pierce Brosnan (James Bond, jawel) Phileas Fogg in een driedelige teveliviereeks met Eric Idle (ook al een ex-Monty Python-gezicht!) als Passepartout.
Het verhaal werd ondeugdelijk verkracht voor het Jacky Chan-vehikel uit 2004. Het heet een parodie te zijn met Passepartout (Chan) als held en vermeende bankovervaller. Fogg is hierin een absintzuipende, gekke geleerde die met een rivaliserende wetenschapper de weddenschap aangaat dat hij met tien moderne transportmiddelen de wereld kan rondreizen. Net zoals de parodie uit 1919 werd de film volledig opgenomen in Berlijn. Alleen deed men hier hun best om dat zo veel mogelijk te verbergen of te vermommen.
Tekenfilmseries liepen al sinds 1938. Ook Hanna-Barbera integreerde het verhaal in de lopende serie The Cattanooga Cats van 1969 tot 1971.
Verder bestonden er Franse, Engelse, Canadese, Japanse en Amerikaanse (waaronder Tweety's High-Flying Adventure uit 2000) versies of parodieën.
Vooral de vrije adaptatie Around the World with Willy Fogg van de Spaanse tekenfilmstudio BRB International (ook de producent van de dierenmusketiersserie Dogtanian — enkel voor nostalgici die vroeger naar buitenlandse zenders keken) uit 1981 genoot een internationale weerklank met successen in Spanje, Frankrijk, Engeland en Duitsland. In de mooi geanimeerde serie spelen dieren alle rollen. In 1993 volgde een tweede seizoen waarin Willy Fogg een nieuwe weddenschap aanging dat hem deze keer leidde naar het centrum van de aarde en 20.000 mijlen onder zee. Klopt! Allebei gebaseerd op twee boeken van Verne.

Strips
Doorheen de decennia rolden uiteraard vele verschillende stripversies van de drukpersen. Hieronder staat een sterk ingekorte, rijkelijk geïllustreerde versie met een cover die erg doet denken aan wat Tom Bouden heeft gemaakt. Hoe dna ook is de versie van Bouden de meest recente en vast niet de laatste verstripping.