Het was amper iets na 10 uur. De Antwerpse Boekenbeurs had nog maar pas zijn deuren geopend en daar zat hij al te signeren: Patrice Pellerin, auteur van De Havik en enkele Roodbaard-delen. Hij had er duidelijk zin in. Voor hem lagen flinke stapels van het nieuwe De Havik: De Missie. De gewone hardcoverversie, de luxeuzere met schetsen en de drie losse dossieredities in softcover, alle verdwenen als sneeuw voor de zon. Enkele minuten later en tot wanhoop van de toen al lange rij handtekeningjagers, ontvoerden wij deze sympathieke Bretoen voor ons typisch commentaarinterview. Nieuwsgierig viste hij naar de platen die Loisel, Arleston en Delaby voorgeschoteld gekregen hadden. Maar hardvochtig als we waren — onze interviewtijd was kostbaar — schotelden we hem direct onze selectie voor. Een brede glimlach verscheen op zijn gelaat. Patrice Pellerin, de man die medeverantwoordelijk is voor de recente vloot aan marinestrips, legde de plaat van Asterix bovenaan de stapel.
Waarom hebt u Asterix als allereerste plaat gekozen? Patrice Pellerin: "Wel op deze plaat van Asterix vind je Roodbaard en zijn kornuiten terug, en Roodbaard was mijn echt grote doorbraak. Het was mijn eerste echte strip en ik, als kleine jonge snotaap, mocht direct al samenwerken met de grote mijnheer Charlier (de Belgische scenarist van Roodbaard, Buck Danny, Blueberry,..., wp). Roodbaard was bovendien mijn eerste kennismaking met de marine. Voordien had ik nog nooit een schip bekeken, laat staan dat ik er eentje getekend had (lacht). Wist je dat ik ooit voor een strip twee parodiepagina's met Roodbaard en Asterix gemaakt heb? Je moet ze maar eens zoeken (en die vonden we in Stripspotters 2, wp)." Welke stripheld kon het eerst uw interesse winnen: Roodbaard of Asterix? Patrice Pellerin: "Asterix, natuurlijk! In mijn familie lazen we eigenlijk altijd serieuze boeken, maar gelukkig hadden we twee stripreeksen in onze boekenkast staan: het onvermijdelijke Kuifje en Asterix. Ik heb de stripwereld ontdekt via de albums van Kuifje. Het tijdschrift zelf hadden we thuis helaas niet. Dus veel andere zaken kon ik niet kennen. Aan de andere kant was mijn vader wel een onvoorwaardelijke Asterix-fan. Iedere keer als er een nieuw album verscheen, las hij het als eerste. En als hij luidop lachte, wisten wij dat het een goed album was. Gelukkig lachte hij veel." Op de gekozen plaat ziet u de piraten een leuk eerbetoon brengen aan het bekende schilderij Het Vlot van de Medusa van Géricault. Past u in uw werk dergelijke knipoogjes toe? Patrice Pellerin: "Eigenlijk niet. Alhoewel... In elk album zit er wel een minuscuul historisch detail in die bij één of maximaal twee personen een belletje doet rinkelen en een glimlach op hun gelaat tovert. Ik heb het vroeger wel geprobeerd door in De Havik wat verwijzingen naar Roodbaard te stoppen, maar mijn uitgever heeft deze eruit gehaald omdat het de aandacht teveel deed afwijken en het verhaal niet ondersteunde. Hij had gelijk. Een te nadrukkelijke knipoog leidt alleen maar af, en trekt zelfs de lezer uit je zorgvuldig gecreëerde leeswereld. In Asterix is dat geen probleem. De Galliër is immers een parodie op zich, maar in realistische verhalen werkt dit niet." Nochtans lijkt de compagnon van De Havik heel sterk op Roodbaard, inclusief het ooglapje. Patrice Pellerin: "Ja, maar dat is iets anders. Het is logisch want de eerste cyclus van De Havik was oorspronkelijk een Roodbaard-verhaal. Ik heb eerst twee albums gemaakt op scenario van Charlier, maar hij was toen al wat vermoeid en bulkte nog steeds van het werk. Ik heb hem toen voorgesteld zelf een Roodbaard-verhaal te schrijven. Wat later heb ik Charlier de synopsis, van wat nu De Havik is, overhandigd. Hij vond het prima. Ik mocht mij beginnen te documenteren en Charlier zelf startte met de decoupage en de dialogen. Helaas overleed hij twee maanden later. Daar stond ik dan met mijn verhaal... Gelukkig had hij vóór hij stierf aan zijn vrouw gezegd dat hij wou dat ik de serie Roodbaard alleen zou verderzetten. Ik had toen al de scenario's geschreven voor drie albums van De Onthoofde Arenden en hij wist dat ik een verhaal kon vertellen. Ik was natuurlijk heel vereerd door zijn voorstel. Uiteindelijk heb ik zeven of acht pagina's gemaakt van mijn Roodbaard, en toen heb ik er de brui aangegeven. Op een gegeven moment waren er drie uitgevers aan het ruziën om de reeks verder te zetten, namelijk Novedi, Les Humanoïdes Associés en Dargaud. Bovendien wilden de weduwe van Charlier en de maîtresse van Hubinon (de tekenaar van Roodbaard, wp) beiden de rechten recupereren. In afwachting hiervan werd ik zwaar beknot in mijn artistieke vrijheid. Voortdurend keek er iemand mee over mijn schouder. En als je dan nog niet betaald wordt, ja dan... Ik moest ook nog overleven! De enige oplossing die ik zag, was om mijn Roodbaard-scenario te herschrijven en zo De Havik te creëren. En zo heb je nog van die relikwieën die opduiken: Cartoff is Roodbaard, de indiaan Cha'ka is natuurlijk Ba'ba en IJzerhand is mijn Driepoot." Roodbaards zoon, Erik, is dan Yann de Kermeur of De Havik? Patrice Pellerin: "Ja. Het grappigste is nog dat het schip van Roodbaard ook L'Epervier heet (in het Nederlands heet het schip van Roodbaard niet De Sperwer, maar De Zwarte Valk, wp). Vreemd genoeg was ik me daar initieel niet van bewust."
Patrice Pellerin: "Ik ben een echte fan van het werk van Cuvelier hoewel ik hem pas recent ontdekt heb. Zoals je al weet, heb ik vroeger niet veel strips gelezen. Mijn invloeden waren toen dikke boeken over renaissanceschilders en de Vlaamse meesters. Mijn eerste echte strips, na Kuifje en Asterix, die ik echt zelf ontdekte waren Amerikaanse comics. Alex Raymond (Flash Gordon), Hal Foster (Prins Vaillant), Milton Caniff,... dat waren mijn idolen. Ik verzamel nu hun originele platen. Heel duur, dat wel, maar het is absoluut een fijne en inspirerende hobby." We hebben deze plaat gekozen omwille van het feit dat Cuvelier, net als u, zijn personages letterlijk construeert. Eerst bouwt hij het lichaam op uit cirkeltjes, daarna verbindt hij de lijnen tot elegante naakten die hij tenslotte netjes aankleedt. Patrice Pellerin: "Inderdaad. Dat doe ik ook, maar dat is puur mijn erfenis die ik overgehouden heb aan de klassieke schilderkunst. Ook zij kleedden hun naakten! Hal Foster en Alex Raymond tekenden ook zo, en wie ben ik om mijn helden in vraag te stellen? Trouwens als klassiek en realistisch tekenaar kan je haast niet anders dan zo te tekenen. André Juillard (de tekenaar van onder meer De Zeven Levens van de Sperwer, wp) van wie je hier ook een plaat liggen hebt, doet dit ook. Weet je wie ik eigenlijk echt wel mis tussen al deze platen? Blueberry!" We hebben gekozen voor zijn alter ego, Mœbius. Patrice Pellerin: "Mœbius is Giraud niet. Het fantastische Blueberry, op scenario van Charlier, heb ik leren kennen toen ik vijftien of zestien jaar was. Dankzij die strip kreeg ik de smaak voor de Europese realistische strip te pakken. Pas hierna heb ik de klassiekers van Jacques Martin, E.P. Jacobs,... ontdekt. Maar mijn Europese liefde begon dus bij Giraud. Het fijne is dat Giraud zelf weer beïnvloed was door Milton Caniff. Jijé leunde dan weer meer aan bij Hal Foster. Ach, al die tekenaars haalden hun mosterd toch bij de grote realistische meesters van de schilderkunst. Wat er ook van zij, ik blijf een echte fan van de negende kunst. In tegenstelling tot drievierde van mijn collega's, lees ik nog veel strips. Ik verzamel dan ook volop originelen van strips die ik mooi vind. Ik vind het ronduit triestig dat veel auteurs zich afsluiten van de stripcultuur. Het zijn precies muzikanten die geen andere muziek meer willen horen." Wat trok u nu zo precies aan in Giraud? Patrice Pellerin: "Toen ik met Roodbaard begon, was mijn tekenstijl heel fel geïnspireerd op die van Giraud. Dit was eigenlijk op vraag van Charlier. Hij vond de stijl van Hubinon voor Roodbaard te statisch. Voor mij kwam dat goed uit want ik was toen helemaal wild van het schaduwspel van Giraud. Zeker op de gezichten. Toch moest ik me nog inhouden. Voor Charlier moest een strip immers goed uitkomen in zwart-wit. Inkleuren, dat was voor de inkleursters. Dat was geen echt tekenwerk. Voor mijn eerste Roodbaard-album was het bijvoorbeeld Claudine, de vrouw van Giraud, die de inkleuring deed. Het tweede album kleurde ik al helemaal zelf in. Zo leerde ik dat je in plaats van een zwarte schaduw op het gezicht te leggen, je even goed met kleuren kon werken. Stilletjes aan leerde ik hoe je echt moest schilderen."
Patrice Pellerin: "En zo komen we automatisch bij de plaat van André Juillard. Juillard is nog een heel realistische tekenaar die zijn inspiratie blijft vinden in de klassieke schilderkunst. Hij schildert opvallend helder en fris. Zo gebruikt hij nauwelijks zwart. En dat is een enorm verschil met de ingekleurde zwart-witplaten van Hubinon! Het is echt een bewuste keuze die Juillard hier maakt. Ikzelf ga niet zo ver in mijn kleurgebruik. Ik hou er wel van om af en toe zwarte contrasterende passages in mijn strip te stoppen. Dat is mijn subtiele eerbetoon aan Mike Mignola (de auteur van Hellboy, wp), maar ik wissel die sombere pagina's wel af met luchtigere. Het contrast tussen donker en licht spreekt me heel erg aan. Maar dat was waarschijnlijk niet de reden waarom die pagina in uw selectie zat?" We hebben die plaat eigenlijk voornamelijk gekozen omwille van de naamsverwarring. Tweemaal een degenstrip met de naam De Sperwer (L'Epervier in het Frans) zorgde misschien voor commerciële verwarring. Is dat de reden waarom de strip in het Nederlands De Havik heet in plaats van De Sperwer? Patrice Pellerin: "In het begin was dat in Frankrijk inderdaad wat verwarrend, maar nu stoort zich er niemand meer aan. Bovendien heet mijn strip nu L'Epervier en Juillards reeks wordt er altijd afgekort als Les Sept Vies. In België was er meer verwarring. Men kende er vooral De Blauwe Sperwer van Sirius. Vandaar dat men al snel voor de Nederlandse vertaling gekozen heeft voor De Havik. Oorspronkelijk heette de strip zelfs Le Seigneur de Tempête (ongeveer te vertalen als De Meester van het Onweer, wp), maar mijn toenmalige uitgever bij Dupuis, Claude Gendrot, bleef maar herhalen dat mijn held L'Epervier heette. Dus de reeks moest L'Epervier heten. Punt uit. Bij Dupuis zijn ze echt voorstander van korte namen. In Frankrijk kort men alle lange titels af. Niemand zegt Les Sept Vies de L'Epervier. Dat wordt Les Sept Vies. La Ballade au Bout du Monde (Het Land van Langvergeten, wp) wordt La Ballade. Achteraf gezien had Gendrot gelijk. Hoe kan het ook anders want het is Claude Gendrot zelf die bijvoorbeeld Roodmasker heeft gecreëerd voor Juilliard." Waarom hebt u dan toch gekozen voor dezelfde vogelnaam als een van de bekendste Franse stripreeksen? Patrice Pellerin: "Ik ben eigenlijk op de naam van L'Epervier gekomen omdat dit een bekend Bretoens personage was. Ar Sparfell, of De Sperwer, was een bestaande, lokale, ietwat sympathieke bandiet. Een heel onbekend sujet buiten Bretagne dat wel (lacht)." Op de gekozen plaat verliest Roodmasker, of De Sperwer, een oog door een leeuw. Ook uw Sperwer verloor bijna een oog door een roofdier, een jaguar. Is dit toeval? Patrice Pellerin: "Mijn plaat was eerder een eerbetoon aan Kuifje. Kuifje in Afrika was mijn eerste strip die ik heb gelezen en die associeer ik altijd met mijn verblijf in Guyana. Daar was er iemand met zo'n zonnestraallitteken door zijn oog. Ik zie dat Marini in zijn laatste strip, De Adelaars van Rome, zijn held ook met zo'n litteken behept. We hadden daar nog over gediscussieerd, en het resultaat is nu alombekend en geaccepteerd. Bij De Havik had ik die klik ook. Zonder dat litteken is Yann de Kermeur maar een kleurloze jongen. Met dat litteken is hij intrigerend! Bovendien is de beste plaats om een litteken te hebben op en onder het oog. Als je er één hebt op de wang bijvoorbeeld, lijkt dat getekend al snel op een schaduwlijn die het kaakbeen accentueert. Om even op die plaat terug te komen. André Juilliard heeft dit getekend nadat hij bij mij thuis een plaat van De Havik zag. Ik weet nog dat hij dat litteken over het oog een fijn idee vond. En zie nu (lacht)." Nu we toch in de wereld van de ooglapjes zitten. Hebt u zich niet geërgerd aan de wijzigingen aan uw Roodbaard-cover van Het Verdoemde Goud van Huacapac? Patrice Pellerin: "Absoluut! Het ooglapje van Roodbaard zit nu volgens iedereen op het verkeerde oog, maar dat is honderd procent de fout van de uitgever. Hij heeft deze tekening gespiegeld. Maar dat is niet zijn enige blunder. De grootste fout is dat er op de cover een Azteekse keizer staat en dat men hem een Incanaam heeft gegeven! De oorspronkelijke titel van Charlier was dan ook De keizer met het Gouden Masker, maar men heeft er Het Verdoemde Goud van Huacapac van gemaakt. Ongelofelijk jammer. Ik ben wel blij met de tekening die eigenlijk gebaseerd is op een tekening van Frank Frazetta. Noem het gerust mijn eerbetoon."
Patrice Pellerin: "We hebben het daarnet al even over Moebius gehad. Ik heb het nog steeds meer voor Giraud hoewel ik een hevig sciencefictionfan ben. Je zou het misschien niet zeggen, hé? Heel lang geleden, in 1985, heb ik ooit dertig pagina's getekend van een sf-strip. Deze ging uitgegeven worden door Novedi. Als alles goed gaat, herneem ik het verhaal binnen enkele jaren." Dat is leuk nieuws. Laat ik u alvast zeggen dat we razend benieuwd zijn naar hoe uw sciencefictionwereld eruit zal zien. In De Havik hebt u de stad Brest en haar inwoners helemaal opnieuw gecreëerd. Er was geen of nauwelijks documentatie te vinden over dit precieze tijdsvak, en toch hebt u rigoreus een correct Brest anno 1742 op papier gezet. Gaat u verder werken vanuit een bekende sf-wereld, zoals De Incal of Ravian? Of gaat u voor iets totaal nieuws? Patrice Pellerin: "Het verrast me altijd weer hoe weinig tekenaars doen met het sf-gegeven. Altijd vallen ze terug op enkele wetmatigheden. Vele jonge auteurs tekenen sf vanuit hun fantasie, zonder enig onderzoek te verrichten. Dat is ronduit fout! Hoe meer onderzoek je doet naar hoe iets banaals eruit ziet, hoe meer vragen je jezelf stelt, en hoe completer en vollediger je nieuwe wereld eruit ziet. Als je een film zoals Star Wars bekijkt, zie je onmiddellijk dat er daar tientallen mensen mee bezig geweest zijn. Hoe was de architectuur toen? Hoe zag een stoel eruit? Of een simpele computer?... Wel, ik ben begonnen om deze zaken allemaal uit te tekenen. Dat interesseert me mateloos. Bovendien ga ik deze strip even realistisch tekenen als De Havik. Dat is helemaal geen belemmering voor mijn bewegingsvrijheid want strips als Flash Gordon of de sf-tekeningen van Frank Frazetta zijn ook hyperrealistisch in hun fantasie." Wanneer gaat u dat allemaal doen? U besteedt nu al bijna twee jaar aan één album van De Havik. Patrice Pellerin: "Dat klopt, maar ik heb geen zin om alleen maar De Havik op mijn conto te hebben staan. Ik denk wel dat het tekenen van een sciencefictionstrip me vlugger zal afgaan. Als ik sf teken, zit en werk ik helemaal alleen in mijn hoekje. Het interesseert toch alleen maar de stripliefhebbers. Als ik De Havik teken, komt er veel meer bij kijken. Ik werk bijvoorbeeld heel nauw samen met historici en archeologen. Ik bezoek musea om toch maar dat ene detail te vinden. Hoe vaak ben ik de laatste jaren niet in Versailles geweest?... De Havik dwingt me echt om mijn atelier te verlaten. Als je rekent dat ik — als ik kan doortekenen — gemiddeld per dag vijftien uur werk, dan ben ik er zeker van dat mijn sf-strip sneller klaar zal zijn dan een deel van De Havik." Bent u dan van plan om De Havik op het achterplan te duwen? Patrice Pellerin: "Helemaal niet. Ik barst van de ideeën. Ik ga binnenkort naar Canada en ik heb nieuwe afspraken met de conservators van Versailles. Dit is allemaal te boeiend om ermee te stoppen." Overweegt u dan om te werken met assistenten? Patrice Pellerin: "Neen, het zal allemaal wel meevallen. Die sf-reeks wordt maximaal twee of drie albums. Ik zal het werk ook niet laten liggen. Ik schrijf het scenario, werk direct mijn documentatie uit en begin te tekenen. Ik ben ook al wat ouder, ik zou het anders vergeten. Ik ben Charlier niet (lacht)." Hoe was eigenlijk het eerste contact met Charlier? Patrice Pellerin: "Oh, dat is eigenlijk heel vlug gebeurd. Toen ik nog illustrator was, had ik in Parijs een klein tentoonstellingetje opgezet, en Jean Giraud kwam kijken. Natuurlijk toonde ik hem mijn map met wat striptekeningen. Het toeval wil dat Régis Loisel (Magasin Général, Peter Pan,... wp) en Michel Rouge (Rahan, Comanche, Blueberry, wp) daar ook waren. Michel Rouge werkte toen al samen met Jean Giraud, en vond mijn werk wel tof. Op een dag hoorde Jean dat Charlier iemand zocht om Roodbaard verder te zetten na de dood van Jijé, en hij belde me op. Je zag van hier dat ik heel geïnteresseerd was! Dan ging het heel vlug. Ik ontmoette Charlier in Parijs, toonde hem mijn tekeningen en het was beklonken. Ik moest zelfs geen proefplaten maken. Veertien dagen later ontving ik al het eerste deel van het scenario. Eerst dacht ik dat ik het bestaande scenario van Jijé moest verder zetten, maar daar was geen sprake van. Charlier had voor mij een volledig nieuw verhaal geschreven. Hij wou niet dat ik me de stijl van Jijé ging eigen maken. Geef toe, een mooier cadeau kan je als beginnend tekenaar niet krijgen! Ik heb dan ook acht jaar met deze gecultiveerde en grappige man samengewerkt. Het probleem met Charlier was dat hij enorm veel werk had. Er waren jaren dat ik maar zeven of acht pagina's tekst per jaar kreeg. Ik kon dan ook niet anders dan illustratiewerk erbij nemen. Ik heb toen ook de scenario's van De Onthoofde Arenden geschreven, en zoals je nu ook al weet, ben ik toen gestart met mijn sf-strip.
Patrice Pellerin: "Hermann is ook één van mijn idolen. Zijn tekeningen stralen zoveel kracht uit. En dat universum van hem is gewoonweg af." In een interview zei Hermann dat hij u om raad vroeg bij het maken van zijn piratenstrip De Duivel der 7 Zeeën. Patrice Pellerin: "Ja, hij heeft me in die periode verschillende keren gebeld. Hij vroeg me alle soorten documentatie: van een eenvoudige katrol tot het kleinste detail van de tuigage van een schip. Toen zijn strip klaar was, belde hij me nog eens op om te vragen wat ik ervan vond. Ik was heel verrast. Zo goed ken ik Hermann nu ook weer niet. Ik voelde me absoluut vereerd." In datzelfde interview zei Hermann dat u hoogstwaarschijnlijk een strip begint te tekenen met de lucht, daarna het decor om te eindigen met de personages. Wat is daar eigenlijk van aan? Patrice Pellerin: "(lachend) Hermann zit er nog niet zo ver naast. Ik begin met het geheel. Daarna werk ik het decor helemaal uit en tenslotte plaats ik mijn figuren in dat decor. Als je heel moeilijke dingen tekent, kan je bijna niet anders dan zo te werken. Het is tijdsintensief, maar ik zie geen andere oplossing. Toen ik begon te tekenen, hield ik helemaal niet van architectuur. Ik tekende alleen maar personages. Ik raad dan ook aan alle jonge tekenaars aan om zich te focussen op de personages. Dit is het moeilijkste om in je vingers te krijgen. Je moet echt spelen met je stripfiguren. Later kan je nog altijd leren hoe je een stoel moet tekenen. Ook ik ben zo begonnen. Zoetjes aan begon ik er stukjes decor aan toe te voegen, dan volgden de tekeningen van de boten die maar steeds ingewikkelder werden. En nu ben ik al bezig Versailles na te tekenen (lacht). Maar de stelregel blijft onveranderd: als je personages niet goed getekend zijn, dan doen al die decortoestanden er niet toe. Dan valt de hele tekening als een pudding in elkaar. Kortom, een fout in het decor valt niet op, een foute lichaamshouding wel." Dan zou het gerucht dat De Havik welgeteld 1,72 meter is wel eens kunnen kloppen? Patrice Pellerin: "Jaja! Dat klopt helemaal!! Ik werk immers met dwarsdoorsneden van boten en die hebben een schaal van 1 op 48. Voor mij is het simpel. Ik meet op mijn plan het aantal millimeters van wat ik wil tekenen, en ik vermenigvuldig dit met 48. Klaar! De correcte hoogte van de kajuit van De Havik is dan ook 1,82 meter. Hij past dus net in zijn kajuit, maar er zijn dus ook grotere nevenpersonages en die moeten dan hun hoofd schuin houden. Als ik Versailles nateken, hanteer ik dezelfde techniek. Al het meubilair en de personages staan in verhouding." Overdrijft u dan nooit om pakweg het dramatisch effect te versterken? Patrice Pellerin: "Ja, toch wel. Als de werkelijkheid de leesbaarheid van een tekening in het gedrang brengt, zou ik de realiteit een duwtje durven geven. Mijn bestaande personages zijn bijvoorbeeld net iets mooier dan ze in werkelijkheid waren. Maar meestal houd ik me heel strikt aan de realiteit. Neem nu de onderste kajuiten van een boot. Deze zijn amper 1,40 meter hoog. En daar leefden de matrozen in. Hoofd gebogen en maar kruipen. Alle boten waren in die tijd zo gebouwd. Kijk maar naar de Batavia die nog in Lelystad ligt, of de Endeavour,... Zo'n details geven een strip een authentiek gehalte. Bij een eerste lezing letten de lezers daar niet op. Maar hoe vaker ze een album lezen, hoe meer plezier ze hieraan beleven." Op bladzijde 11 van deel 6, De Tranen van Tlaloc, stuit De Havik op een kaaiman. Dat dier is toch gigantisch. Is dat een van die dramatische overdrijvingen? Patrice Pellerin: "Niet echt. Het is wel geen gewone kaaiman. Het is een zwarte kaaiman. Deze soort kan gemakkelijk 3,50 meter groot worden (sommige bronnen spreken van lengtes tot 7 meter, wp). Ik heb er enkele gezien tijdens mijn bezoeken aan Guyana. Die beesten zijn echt enorm. Helaas zijn ze bijna uitgestorven. Geef toe, het is een scène die indruk maakt!" Absoluut. Wij kunnen ons gemakkelijk voorstellen dat uw strips gebruikt worden als studiebron buiten de stripwereld om. Patrice Pellerin: "Inderdaad, De Havik is een dankbaar onderwerp voor historische eindwerken. Soms wordt het wetenschappelijk onderzoek zelfs beperkt tot een cover of een enkele illustratie. Toen ik werkte aan mijn strip die zich afspeelde in Guyana, werden de tekeningen nog voor ze albumvorm verschenen al bestudeerd aan universiteiten in Canada en de Verenigde Staten. Ik houd er dan ook enorm van om samen te werken met historici en archeologen. Als historisch tekenaar word ik en ben ik heel bewust geworden van elk detail. Waarom is bijvoorbeeld een zwaard gemaakt zoals het er uitziet? Alles heeft en had zijn redenen. En vanuit dit detailonderzoek leer je bij. Ik heb vroeger een tijd samengewerkt met Christian Gaty, een van de tekenaars van Roodbaard. Hij was toen al flink wat ouder dan ik, maar hij kon echt geen boot tekenen. Nochtans zat hij al minimum twintig jaar in het vak. Maar ja, hij had zich nooit de moeite getroost om plannen van schepen te bestuderen of musea te bezoeken. Vergeet niet dat je toch zeker tien tot vijftien jaar moet oefenen vooraleer je dat echt onder de knie hebt." Om nog even op Hermann terug te komen. Ook hij kleurt al enkele jaren zijn tekeningen onmiddellijk in. In het album Geheim Archief zagen wij al enkele direct ingekleurde platen. Overweegt u om deze stap volledig te zetten? Patrice Pellerin: "Neen, ik doe dit enkel voor illustraties en voor de covers. Het vereist enorm veel concentratie... Ik zweer nog altijd bij zwart-wit. Bij een directe inkleuring moet je bovendien heel goed uitkijken. Welk papier gebruik ik? Wat mag ik doen bij een kreukje? Ik heb helemaal geen tijd om opnieuw te beginnen als ik een fout maak. Ik zou wel zo willen werken, maar dan geraakt een album nooit af..."
Patrice Pellerin: "Dat is pas een leuke strip! Ik heb met Christophe Blain nog een lezing gegeven over marinestrips ergens in Parijs. Het was toen de eerste keer dat ik hem ontmoette. Een van de vragen voor Christophe was waar hij zijn documentatie vandaan haalde. Hij antwoordde heel droogjes: "Oh dat is heel simpel. Ik bel gewoon even naar Patrice Pellerin" (lacht)" Vindt u zo'n decors eigenlijk wel kunnen? Allez, hij veegt toch de vloer aan met alle documentaire wetmatigheden. Patrice Pellerin: "Absoluut! Het is een totaal andere beleving van hetzelfde universum. Niets in zijn strips zou ook maar effectief kunnen functioneren. Maar dat doet er niet toe. Isaac is uiterst origineel, uitstekend gedaan én fijn om te lezen. Dat is het leuke aan strips. Er is geen echte concurrentie. Het is niet omdat zijn strip goed zou verkopen, dat de mijne daardoor minder zou verkopen. Documentatie is een vrije keuze. Toen Marini van wal wilde steken met De Schorpioen, vroeg hij mij of ik de documentatie wou verzorgen. Geen probleem, ik ging aan de slag en stuurde hem wat op. Op een dag kreeg ik een fax — ik heb hem netjes bewaard — waarin hij me al schetsend duidelijk maakte dat het veel te moeilijk ging worden en dat hij de strip ging tekenen zoals hij aanvoelde (lacht). Het resultaat is dat niets in zijn strip in realiteit zou functioneren. De geweren zouden blokkeren, de zwaarden zijn te broos,... Maar dat stoort helemaal niet. Je wordt zo opgeslorpt in het verhaal dat je alles vergeet. Alles beweegt ook zo lekker." Als ik het zo hoor, bent u de aanspreekbuis van elke striptekenaar. U bent het walhalla van de documentatie. Patrice Pellerin: "Misschien, maar dat stoort me helemaal niet. Er zijn nog veel andere tekenaars die me contacteren. Recent was dat nog Riff Reb's (tekenaar van Sergeï Wladi en auteur van het dit jaar verschenen one-shot À Bord de l'Étoile Matutine over piraten naar de roman van Pierre Mac Orlan, wp) wiens strip binnenkort ook zal verschijnen bij Silvester. Ook Prugne heeft me nog gebeld in verband met de opvolger van Canoë Bay (recent vertaald door Silvester, wp). Ik geniet ervan en stuur hen met plezier enkele foto's door."
Patrice Pellerin: "Vorige week ben ik nog met Mathieu Lauffray iets gaan eten. Ik kende hem daarvoor niet. Al snel hadden we het over onze werkwijzes, en hij zei me dat hij nooit, maar ook nooit het geduld en doorzettingsvermogen zou hebben om zo gedetailleerd te tekenen als ik. Maar, nogmaals, dat hoeft helemaal niet. Hij kiest voor een krachtige, cinematografisch stijl en hij doet dat goed." Waarom hebt u eigenlijk gekozen om het weinig gedocumenteerde Brest te verstrippen in plaats van het goed bewaarde Saint-Malo? Patrice Pellerin: "Net omdat er bijna geen documentatie voor handen was! In de volgende delen van De Havik komt Saint-Malo aan bod, maar mijn hart ligt in Brest. Ik ben daar geboren. Sindsdien ben ik wel twintig keer verhuisd, maar ik zal er altijd naar terug keren. De originele Vaubonstad was op het eind van de Tweede Wereldoorlog helemaal vernield. Enkel het kasteel heeft de tand des tijd grotendeels doorstaan. Ik moest me dus documenteren. Wat mij interesseert, is dat mijn tekeningen al die vergeten zaken reconstrueren. Het was hetzelfde verhaal met de scènes in Guyana. De stad Cayenne bestond helemaal niet meer. Ik heb die helemaal, historisch correct, op papier heropgebouwd. Dat is net de uitdaging! Saint-Malo is nog steeds intact, dus dat is geen kunst om dit te tekenen. Weet je, de Franse televisie is momenteel bezig om De Havik te verfilmen tot een zesdelige tv-reeks. Ze kunnen nu haast niet anders dan sommige scènes te draaien in Saint-Malo. Zo zie je maar." In hoeverre is uw zoektocht naar details een bron van inspiratie. Of werkt dit toch eerder belemmerend? Patrice Pellerin: "Beiden. Sommige details helpen het verhaal vooruit. Door ze te integreren in het verhaal, help ik soms het ritme nog meer te verhogen. Het belangrijkste van mijn strip blijft altijd het leesritme en het verhaal. De historische achtergrond met al zijn details is gewoon een leuk extraatje. Maar dat extraatje zorgt er wel voor dat De Havik door heel het gezin kan gelezen worden. Iedereen vindt er wel ergens zijn meug in. Ik heb bijvoorbeeld heel veel jonge fans van zeven, acht of negen jaar. Zij zijn vooral gek op het actiegedeelte van het verhaal. De details en de historische context kunnen hen gestolen worden. Deze zijn meer bedoeld voor marine-, wapen- of Bretagnefanaten. Het probleem met een strip zoals Long John Silver is dat het eigenlijk alleen maar ervaren striplezers aanspreekt. Mijn strip gaat breder. Kijk, ik maakte het gisteren nog mee op de signeersessie hier op de Boekenbeurs. Er waren veel vrouwelijke lezers en een heel groot deel zei me dat De Havik een van de eerste strips was die ze hebben gelezen. In Bretagne is dat dus nog meer uitgesproken. Echt ongelofelijk. Jonge vrouwen die getrouwd zijn met een stripfanaat, oudere vrouwen,... voor hen is De Havik echt een instapstrip. Het is heel leesbaar, klassiek in opbouw, weinig choquerend. Ook mijn nieuwe uitgever was geschrokken van de verscheidenheid van mijn publiek (voor de nieuwe cyclus verliet Pellerin Dupuis en trok naar Soleil, de uitgever van onder meer Lanfeust van Troy. In het Nederlands werd De Havik opgepikt door Silvester, wp). Plots kwamen ze in contact met allemaal andere werelden en kanalen buiten het klassieke stripwereldje zoals bijvoorbeeld een interviewaanvraag met de Academie Française, uitnodigingen van het Maritiem Museum en andere musea,... Dat is niet direct iets wat hen met Lanfeust zal overkomen (lacht). Zo moet er normaal een grote tentoonstelling komen in het Maritiem Museum in Parijs. En hoogstwaarschijnlijk organiseert men volgend jaar weer een tentoonstelling in het kasteel van Versailles. Kijk, dat streelt mijn ijdelheid. Ik steek dat niet weg. Het fijne is dat men de mensen door een eenvoudige strip weer zin geeft om de historiek van iets te ontdekken. Geschiedenis hoeft helemaal niet didactisch en koud te zijn! Net zoals Asterix en Kuifje probeer ik mijn lezers wat achtergrond mee te geven onder het mom van een vlot, meeslepend verhaal. Van 7 tot 77 jaar."
Patrice Pellerin: "Aha, nog een piratenstrip, door Andriveau!" U beweerde ooit dat het onmogelijk was om een realistische stijl te vermengen met een karikaturale. Ik geloof dat Andriveau deze stelling weerlegt, is het niet? Patrice Pellerin: "Inderdaad. Hij doet het. Maar eerlijk gezegd, ik vind het eerste deel beter dan het tweede. Hij gaat nu een beetje teveel de karikaturale kant op waardoor zijn verhaal aan geloofwaardigheid inboet. Jammer."
Patrice Pellerin: "Laten we die andere grote documentatiefanaat nemen!" We hebben die plaat erin gestopt omdat u net als Tardi uw laatste strip in afzonderlijke hoofdstukken op de markt brengt. Op sommige internetfora krijgt u hiervoor het verwijt te commercieel bezig te zijn. Patrice Pellerin: "Het opsplitsen van het jongste album in drie losse deeltjes was mijn idee. Ik heb dat direct voorgesteld aan uitgeverij Soleil. Het probleem met De Havik is dat er heel veel tijd tussen twee albums zit. Met die dossiers konden we met De Havik frequenter in de aandacht blijven. Bovendien was het voor mij een unieke gelegenheid om eens uit te pakken met het werk dat ik verricht om dit album te maken zoals de documentatie, de schetsen,... Dankzij het eerste deeltje, dat zich afspeelde in Versailles, hebben de conservators van het kasteel mij uitgenodigd. Ik heb hierdoor een heel grote, prachtige tentoonstelling gekregen in Versailles. Opnieuw: je bereikt daarmee een totaal nieuw publiek. Tijdens een tweedaagse signeersessie, of beter gezegd handtekeningsessie, heb ik daar duizendvijfhonderd albums verkocht. Een speciale editie op zevenhonderd exemplaren was zelfs totaal uitverkocht in één dag. Voor het eerste deeltje van mijn nieuwe strip — ja, ook deze verschijnt weer in katernen — zullen normaliter de mensen van Versailles het tekstgedeelte verzorgen. Dat is mijn grote bedoeling geweest. Ik probeer op een heel aangename manier geschiedenis en strips te vermengen. Voor het geld moet ik die opsplitsing in katernen niet doen. Daarvoor zijn ze veel te goedkoop. Voor elk deel moet er een nieuwe cover gemaakt worden, teksten geschreven worden, foto's en tekeningen publiceerbaar gemaakt krijgen,... Anderzijds, en ik val in herhaling, door die opsplitsing in deeltjes was het direct duidelijk dat De Havik werd verder gezet en bij een andere uitgever zat. Bovendien zag iedereen zo dat het concept van De Havik ongewijzigd bleef. Het is niet omdat de reeks nu bij een fantasy-uitgeverij zit dat er opeens trollen of blonde bimbo's gaan opduiken. Helaas voor sommige fans (lacht)."
De liefdesrubriek! In De Havik spelen opvallend veel mooie vrouwen een belangrijke rol. In de eerste cyclus waren dit onder andere Agnes de Kermellec en Marion LeGall. In het jongste verhaal duikt de ravissante intrigante madame Aude de Sévarac op. Ondanks de vele opportuniteiten hebt u in de vorige cyclus de potentiële liefdesperikelen nooit tot op het bot uitgespit. Kunnen we hier een koerswijziging in verwachten? Patrice Pellerin: "Aha, de vraag der vragen! Laat ik zeggen dat ik wel houd van een stevige roman. Dus de vrouwen gaan dus nog meer op de voorgrond treden. Dat is net het grote verschil tussen De Havik en Roodbaard waarin vrouwen niet bestonden of niet mochten bestaan uit censuuroverwegingen. Het is niet evident om vrouwen een belangrijke rol te geven in historische strips. In het tijdperk dat ik verstrip, moesten de meeste vrouwen aan de haard zitten. De enige optie die ik over heb, is om te werken met vrouwen van adel. Enkel zij hadden in die tijd iets meer bewegingsruimte. Dit ga je nog wel zien met Aude en Agnes." Nog een allerlaatste vraag. Komt Marion nog terug? Patrice Pellerin: "Dat kan ik nog niet zeggen. Laat ik zeggen dat ik in de tweede cyclus de mensen ga meeleiden in de wonderlijke wereld van de vrouwen, en dat ik de lezers soms ga proberen op het verkeerde been te zetten. Niets is wat het lijkt te zijn. Maar alvorens dat te doen, moesten de schaakstukken netjes voorgesteld worden, en dit is nu gebeurd in De Missie. Dat is ook het leuke van dergelijke signeerfestivals. Je hebt de interactie met de lezers. Wat denken ze? Wat gaat er gebeuren? Enzovoort. Als ik ze dan kan verrassen, ben ik geslaagd in mijn opzet. Zeg, klopt het Mike Mignola komt naar het stripfestival van Breda in maart 2010? Ja?! Allez, dan is de kans heel groot dat ik daar ook aanwezig zal zijn! En nog iets, mag ik alstublieft die print hebben van de foto waarop Hermann mijn strip vasthoudt? Dank u!" > WOUTER PORTEMAN — 14 november 2009 |