Maandagochtend 19 september 2011 werden wij via een persbericht van Rob van Bavel, uitgever van Don Lawrence Collection en het stripblad Eppo, kenbaar gemaakt van het schielijke overlijden van Minck Oosterveer door een motorongeluk. Dat gebeurde op zaterdag 17 september. Minck werd 50 jaar.

Zijn carrière was een kronkelweg met vele onzekere splitsingen. Niettemin ging hij moedig elk avontuur aan. De laatste paar jaar kreeg hij steeds meer waardering uit het buitenland. Amerikaanse en Franse scenaristen wilden met hem samenwerken voor gloednieuwe projecten. Minck was enthousiast en opgetogen. Een tweede carrière wenkte terwijl zijn fans van eigen bodem helemaal achter hem stonden.

Op deze pagina presenteren wij een in memoriam van de veel te vroeg van ons ontrukte tekenaar. Hij was een opmerkelijk getalenteerde illustrator, bewonderd en gerespecteerd door lezers, collega's en mensen uit het vak. Hij was ook een aangename en sympathieke vent. Steeds bereid tot een woordje uitleg of een gesprek. In zijn warme stem lag kalmte en rust verscholen.

Rust zacht, Minck.

Tekst: David Steenhuyse met dank aan Willem Ritstier,
Rob van Bavel, Meerten Welleman, Rian Gemei, Erwin Suvaal
© foto hierboven: Erwin Suvaal

 
20/09
 
 
In Memoriam: Minck Oosterveer
19 juli 1961 - 17 september 2011
EVEN GEEN WOORDEN...

"Zondagavond checkte ik even mijn e-mail en zag een mailtje van Tineke Oosterveer, waarin zij mij liet weten dat Minck bij een motorongeluk om het leven was gekomen.
Het werd stil in mijn hoofd.
Geen enkele gedachte drong meer tot mij door.

Minck? Een motorongeluk?
Minck was een heel ervaren motorrijder, droeg de juiste kleding en was nooit roekeloos.
Hij kende de gevaren en was allerminst van plan het noodlot te tarten.
Het nieuws kwam heel hard aan.

We hebben 30 jaar samengewerkt en in die periode ruim dertig stripalbums gepubliceerd van onder andere Jack Pott, Nicky Saxx, Ronson Inc. en onlangs de spin-off van Storm - De Kronieken van de Buitenring.

Wanneer het even tegen zat bedacht ik een nieuwe strip en ging Minck enthousiast aan de slag.
Het striptekenen zat hem gewoon in het bloed.
De ene na de andere pagina toverde hij tevoorschijn en niets was hem te veel.
Wat ik ook verzon, Minck was er voor te porren.
Van realistisch tot humoristisch, Minck kon alles aan.
Vooral de atoomstijl die hij ontwikkelde voor Rick Rolluik vond ik een knap staaltje.

De laatste tijd had hij zijn blik gericht op Amerika en stond nu aan de vooravond van zijn doorbraak daar.
Ook in Frankrijk was er interesse voor zijn werk en werd er nagedacht om hem te koppelen aan een nieuw project.
Vorige week, tijdens de stripdagen in Breda, liet Minck mij nog weten dat hij er toch over na liep te denken om door te gaan met Ronson Inc., vanwege de vele positieve reacties.

Minck had een mooie toekomst voor zich, totdat...

En nu heb ik even geen woorden meer ...

— Willem Ritstier, stripauteur en scenarist van vele strips van Minck Oosterveer

Minck Oosterveer werd op 19 juli 1961 geboren in Dordrecht. Op zijn zesde maakte hij al zijn eerste stripverhaaltje. Hij heeft steeds een voorliefde gehad voor oudere Amerikaane krantenstrips uit de jaren 1930 tot 1950. Zijn realistische stijl verraadt invloeden van Milton Caniff, Alex Raymond, Will Eisner en Alex Toth, allen tekenaars die geen inkleuring behoefden om te imponeren. Het was voor Minck een oud zeer om inkleuringen van zijn werk onder ogen te zien. Hij was er zelden tevreden over, tot bij zijn allerlaatste publicatie kort voor zijn dood, het eerste deel van de Storm-spin-off De Kronieken van de Buitenring.

Hieronder: fragment uit de krantenstripreeks De Logica van Hamstrad, het vijfde verhaal van Jack Pott door Minck Oosterveer + Willem Ritstier. Let op het evenwichtige zwart-witgebruik, de details, de dynamiek van de personages.

Bij het verschijnen van de eerste uitgave van Hal Fosters Prins Valiant bij Silvester vroegen we aan Minck of hij als een soort ambassadeur wilde fungeren voor deze wondermooi getekende en vertelde krantenstrip. Hij ging er gretig op in. Hieronder vind je zijn overtuigende betoog. Of hij er medeverantwoordelijk voor is dat de reeks vandaag nog steeds een succes is bij Silvester, zou mooi meegenomen zijn:

"In de jaren 30 van de vorige eeuw waren het drie krantenstriptekenaars in de VS die de basis zouden leggen voor de realistische avonturenstrip. Milton Caniff, Alex Raymond en last but not least Hal Foster. Voor die tijd was alleen Little Nemo in een realistische stijl getekend maar dat was niet echt een avonturenstrip, de rest was of karikaturaal, of bulky (grof, schetserig) getekend. De meest realistische van deze drie was de Canadees Harold (Hal) Foster, niet alleen op het gebied van tekenen, maar ook op verhalend gebied. Zijn eerst strip was Tarzan. Oorspronkelijk maakte hij illustraties voor deze creatie van Edgar Rice Burroughs, maar al snel vroeg men hem ook een Tarzan-strip te tekenen voor de zondagskranten. Krantenmagnaat William Randalph Hearst was zo onder de indruk van zijn werk dat hij hem vroeg een eigen strip te ontwikkelen voor de zondagskranten. Het werd Prins Valiant, het verhaal van een vikingprins die ridder van de Ronde Tafel wordt aan het hof van Koning Arthur.

Foster wist dat Arthur, als hij al heeft bestaan, oorspronkelijk een Britse Kelt uit de zesde eeuw, de donkere middeleeuwen, vlak na de val van het Romeinse rijk, moet zijn geweest en dus hooguit een houten fort als woning moet hebben gehad en op zijn best een leren wapenuitrusting met wat ijzerwaar en maliën heeft gedragen. Maar de lezer uit 1937 wist niet beter dan dat Arthurs ridders eruitzagen als die uit de hoofse periode, de late middeleeuwen, gekleed in een blinkend harnas met weelderige pluimen op de helm en vaandels aan de lans en gezeten op een wit paard en dat Arthur zelf troonde in het schitterend kasteel Camelot. Als realist had hij het liefst de echte Arthur gebruikt, maar hij was zo slim om beide versies te verenigen waardoor Prins Valiant in een uniek mengsel van donkere/vroege middeleeuwen en hoofse/late middeleeuwen werd geplaatst. En hoewel hij al 40 was toen hij aan de strip begon werd zijn tekenstijl steeds maar beter. Ieder plaatje is een uitgebalanceerd grafisch meesterwerkje, speciaal zo getekend omdat het op groot krantenformaat werd afgedrukt.

Hij werkte in een klassieke tekenstijl, dit wil zeggen geconstrueerd vanuit de lijn met schaduw en arcering voor de detaillering. Zijn figuren waren volledig getekend naar de natuur, zonder te idealiseren. Uiteraard hadden de hoofdfiguren wel een knap uiterlijk en waren de edele ridders sterk en de dames slank, maar hun verhoudingen waren natuurlijk in tegenstelling tot bijvoorbeeld bij Alex Raymond die meer een vorm van zwierige idealisering gebruikte. Bijfiguren tonen uiterlijk over het algemeen zo menselijk als maar zijn kan, hooguit heeft de een of andere edele priester of koning een magnifieke Sinterklaas-baard.

De verhalen bestonden niet voornamelijk uit heroïsch wapengekletter maar gingen ook over het dagelijks leven van de hoofdfiguur. Hoe hij opgroeit van jongen naar man, trouwt en kinderen krijgt en hoe die kinderen weer opgroeien. Als zijn zoontje Arn een lange tocht door de natuur maakt met de jager Garm wordt dat evengoed als een avontuur gebracht, en evengoed toont hij hoe Valiant als bezorgde vader die tocht nauwgezet in de gaten houdt. De afwezigheid van tekstballonnen en de verhalende teksten in de plaatjes met hier en daar een uitspraak doen wat ouderwets en stijf aan in het begin, maar de manier van vertellen en de combinatie van avontuur en het 'gewone' leven maken wat dat betreft een hoop goed. Gewoon even wennen. Het werd hoog tijd dat deze klassieker eens op een goede manier wordt uitgegeven in de Nederlandse taal."


De eerste publicaties
Na een opleiding voor tekenleraar maakte Minck in 1983 het verhaal Kronieken van de Platte Aarde 1: Xorque de Vrijgeborene voor de albumserie Experimentele Strips van Jumbo Offset. Daarna kreeg hij in 1985 de kans om strips te publiceren in Yèch. Op vraag van dezelfde uitgeverij richtte hij het blad zelf op in samenwerking met Caren Peeters, Adri van Kooten en Willem Ritstier die er als hoofdredacteur begon. Op scenario van Joed tekende Mick twee kortverhaaltjes alvorens met Willem samen te werken vanaf nummer 3. Het werd de strip June May, een voorloopster van Claudia Brücken en Nicky Saxx waarvan zes kortverhalen verschenen. Het was het begin van een samenwerking die uiteindelijk 26 jaar zou duren. Uit deze vroege periode dateren ook vijf kortverhalen van Philip J. Boogaard die als paginastrip in 1984 en 1985 werd gepubliceerd in de zaterdagbijlage van enkele Nederlandse kranten. Voor deze ironische strip over een stuntelende private detective tekenden Willem en Minck elk hun deel van de kortverhalen. In 1985/1986 verschenen er twee verhaaltjes in familiestripboeken van Suske en Wiske, deze keer in kleur.

Hieronder: de cover van Kronieken van de Platte Aarde 1 (1983) en de introductieplaat van June May in Yèch 3 (1985).

Voor Minck wenkte in 1985 eventjes het derde verhaal van De Kat, een pulpreeks van Martin Lodewijk die graag elk album door een andere tekenaar getekend zag. Minck begon aan De Kat op de Kurürstendamm, maar hij kwam niet verder dan een paar pagina's.

June May was eigenlijk bedacht voor het weekblad Kuifje. Titanic, een stripmaandblad voor volwassenen, was net begonnen en sloeg aanvankelijk aan. Le Lombard zag er graten in om iets gelijkaardigs op poten te zetten en had daar geschikte strips voor nodig. Marvano, de hoofdredacteur aan Nederlandstalige kant van het weekblad Kuifje kreeg hiervoor de opdracht. Op basis van het twee pagina's tellende Dead End, een verhaal van June May in Yèch, bestelde hij een strip van haar voor dat nieuwe blad. Een eerste verhaal van acht pagina's werd voorgelegd aan de hoofdredacteur van de Franstalige tak, Jean-Luc Vernal. Hij vond het niet goed genoeg en de strip ging niet door.


Geen striptekenaar meer
Het viel voor Minck niet mee om met een realistische stijl in Nederland aan de bak te komen. Er was geen vraag meer naar strips die in de oerdegelijke traditie van een Hans G. Kresse waren getekend. Noodgedwongen ging hij karikaturaler tekenen. Willem had op zijn eentje al een plaatsje in Eppo Wordt Vervolgd veroverd en schreef voor Minck een komische variant van June May voor het stripblad. Na enkele aanpassingen, waarbij onder andere de naam werd veranderd naar Claudia Brücken, vond de redactie de strip in 1987 geschikt voor een publicatie, maar dan zonder Willem als scenarist. Minck werd gekoppeld aan Jan Schrijver die nog een scenario had liggen over het duo Kor Selet en Dirk Twaar. De samenwerking verliep prima, maar het kostte Minck te veel moeite om karikaturaler te tekenen. Na een eerste verhaal kwam er geen vervolg. Mincks eerste stopzetting. Hij stopte gelijk met het tekenen van strips en vond zijn weg naar een reclamebureau en daarna naar Game Development Company, een fabrikant van computerspelletjes. Het maken van computergraphics stond nog in de kinderschoenen. Het bedrijf was als enige in de nog jonge sector actief in Nederland, maar ging failliet. Minck kon nergens terecht. Als freelancer leverde hij nog wel doorlopend illustraties en strips van onder meer De Flintstones, Sesamstraat, Paddington, Ovide en Tom en Jerry aan Studio Peter de Raaf voor diverse merchandising zoals puzzels, ringbanden, schoolschriften, stickers en enkele strips. Hij hield zich daarmee bezig tot in 1994.

Hieronder: een cover van Eppo Wordt Vervolgd (1987) tijdens de voorpublicatie van Kor Selet en Dirk Twaar en een schets van Tom en Jerry voor Studio Peter de Raaf.



Steeds meer projecten
Een herkansing voor Kuifje kreeg het duo alsnog dankzij de nieuwe Nederlandse hoofdredacteur Rob Harren op voorspraak van Peter de Raaf die de karikaturale versie van Claudia Brücken had gezien. De Berlijnse Claudia Brücken startte in 1989 haar carrière als politie-inspectrice in Kuifje. Ze sierde ook de cover van drie nummers. Bij Le Lombard volgden drie albums in 1990 en 1991, ook in het Frans. Willem Ritstier publiceerde op dat moment eveneens in Robbedoes dat een paar jaar lang een eigen koers kon varen met meer strips van Nederlandstalige bodem. Dat avontuur liep bruusk ten einde en haast alle Vlaamse en Nederlandse tekenaars vlogen uit het blad. Hetzelfde overkwam de Nederlandse tekenaars in Kuifje. Na het vertrek van Harren, nam huidig Thorgal- en XIII-scenarist Yves Sente het roer over en borstelde alle Nederlanders uit het blad. Van het vierde avontuur waren al veertig pagina's getekend, zowat het hele verhaal dus. De Waalse redactie dacht van de betalingverplichtingen af te zijn en kon een kopie van het contract niet meer terugvinden. Minck had een eigen ondertekende kopie zodat ze alsnog aan hun geld kwamen. Een weekblad- en albumpublicatie konden ze op hun buik schrijven. Niet veel later verdween het weekblad Kuifje. Pas in 2000 verscheen bij Uitgeverij Boumaar het speciaal voor de publicatie voltooide laatste verhaal in album.

Hieronder: coverillustratie van Claudia Brücken voor het weekblad Kuifje (1989) en het vierde album (2000).


Op dat moment liep voor het duo sinds 1990 gelukkig al de avontuurlijke fantasystrip Jack Pott in het Algemeen Dagblad die graag een realistische strip wilde plaatsen. Er kwam elke dag een strookje in de krant, zes avonturen lang. Ze werden een eerste keer in album gebundeld door Uitgeverij De Boemerang. Niet eens in chronologsiche volgorde (de eerste bundel bevat de verhalen 3 tot 6 en de tweede de eerste drie verhalen). Zonder inspraak van Minck werden sommige prenten uitvergroot en opnieuw gemonteerd om af en toe het strakke ritme van vier stroken per pagina te doorbreken. Bee Dee hernam in 2006 de albumreeks, maar kwam niet verder dan drie albums op een volwaardige grootte met nieuwe covers en één verhaal per album. Door het faillissement van de uitgeverij kwam er ook nooit wat van een geplande albumuitgave van Speebdall Nation die er na de albumreeks van Jack Pott ging komen. In 1994 veranderde de krant het stripbeleid en werd de stripreeks prompt gestaakt. Willem moest halsoverkop een einde verzinnen bij het publiceren van de laatste strook. De redactie had het zelf verzuimd om Minck in te lichten. Ook de lay-outafdeling was blijkbaar niet op de hoogte en belde 's avonds op dezelfde dag van de publicatie van de laatste strook naar Minck met de vraag waar de strook van het nieuwe verhaal bleef.

Hieronder: de cover van de eerste bundeling van Jack Pott bij Uitgeverij De Boemerang (1994) en deel 3 bij Bee Dee (2008).


In 1994 begon voor Minck een eerste comicavontuur. Alweer op scenario van zijn trouwe kompaan Willem maakten ze een strip voor het stripinformatieblad Comic Watch dat zich zou richten op superheldenstrips. Het werd een keiharde versie van Spider-Man met een spinnenmadam: Arachna. De oorspronkelijke titel The Black Widow was al geregistreerd in de VS. Tevoren had Minck voor Studio Peter de Raaf al enkele illustraties van Spider-Man getekend voor een superheldenagenda en losse merchandising. Arachna werd nooit afgemaakt omdat het blad al snel stopte en de betalingen onregelmatig verliepen.

Hieronder: Arachna (1994).


In 1995 konden ze aan de slag voor het Suske en Wiske Weekblad met de semirealistische sf-serie Speedball Nation waarin twee verhalen verschenen. Minck was allerminst gelukkig met de computerinkleuring. Ook Rick Rolluik volgde voor hetzelfde tijdschrift. Voor een keer was Minck tevreden over de karikaturale tekenstijl die 'm vlot afging. Willem noemt het een atoomstijltje. Na een reeks kortere verhalen was het vierde verhaal er een van langere lengte. Het blad besliste echter om geen vervolgverhalen meer te publiceren, op Suske en Wiske en Kiekeboe na. Dat vierde verhaal, dat enige waar Minck zo tevreden over was, verscheen nooit in het weekblad. Twee albums verschenen bij Bee Dee in 2001 en 2002.

Voor Uitgeverij De Boemerang leverde Minck tussendoor erotische cartoons en gags voor het tijdschrift Rooie Oortjes. Ze werden achteraf gepubliceerd in diverse cartoonbundels onder de naam Rooie Oortjes. Over de gebundelde gags van Kanjer! door uitgeverij Albatros, op scenario van Ivan Quinten, was Minck nooit erg trots.

Hieronder: cover van Speedball Nation voor Suske en Wiske Weekblad ( 1995) en de albumuitgave van Kanjer! (1993).



Bloot en spelen
In de jaren 1990 volgden de projecten elkaar op. Nadat Marvano het na één album van Red Knight, een versie van De Rode Ridder voor volwassenen, voor bekeken hield, probeerde Minck het met zijn versie van Red Knight op scenario van Ronald Grossey. Op pagina 108 van De Rode Ridder Story wordt deze passage uit de doeken gedaan. We kunnen er nog aan toevoegen dat Minck de twee proefpagina's later verknipte voor de eerste vier pagina's van de ridderstrip op comicformaat Excalibur dat in 1998 bij uitgeverij Enigma verscheen. Een ander prentje van een slagveld recupereerde hij in strook 75 van Zodiak 9: Kwaad Bloed.

Hieronder: de uitleg over en proeftekeningen voor Red Knight door Marvano en Ronald Grossey.


Geen nood. Minck en Willem ontwikkelden het idee voor een nieuwe strip voor de krant De Telegraaf waarvan ze wisten dat de krant een nieuwe strip zocht. Minck wilde graag een fantasystrip. Hij las graag de boeken van Tolkien en de Zwaarden-serie van Fritz Leiber over twee schelmen die zich voor vanalles laten inhuren. Tijdens de brainstormsessie viel het woord Zodiak waarrond Willem een hele wereld bedacht. De Telegraaf liet het duo twee versies uitwerken: als ballonstrip en als tekststrip met tekst onder de plaatjes. De Flash Gordon-sfeer was op verzoek van de krant. De pulpinvulling was het initiatief van de auteurs. Hoewel Willem niet van fantasy hield, speelde hij zes jaar lang met het genre.

Eigen aan het fantasygenre met alle heroïek, avontuur en fantastische wezens van dienst, werd met zorg een vleugje erotiek toegevoegd op een pulpniveau. Wervelende decolletés waren schering en inslag, bij de schaarsgeklede dames vielen net niet de tepels te zien. "Om het spannend te houden", knipoogde Minck bij een opmerking hierover. In latere verhalen viel ook dat taboe en kon het al eens wat bloter. Om die reden werd de kritiek niet gespaard en nam men de stripreeks in Nedrerland niet serieus. "Die kritieken met betrekking tot Zodiak gingen alleen maar over die meisjes met grote borsten en zo. Maar dat is nou iets typerend voor het pulpkarakter. Het is ironisch bedoeld, en dat is wel begrepen in België, maar niet in Nederland. Hier is de strip te serieus genomen, terwijl dat helemaal niet zo bedoeld is. De Belgen hadden het beter door. Onze krantenstrips zijn in Nederlandse striptijdschriften nooit serieus behandeld", gaf Willem als commentaar in 2004 in het dossier op het einde van Zodiak 9. In Stripelmagazine 7 van december 2007 pareerde Minck eveneens de kritiek op het naakt in zijn strips: "Natuurlijk is het naakt functioneel! Wat denk je wel van ons! Het maakt de strip leuk om te tekenen, als dat niet functioneel is! Echt naakt vind ik helemaal niet leuk om te tekenen. Echt naakt doet me eigenlijk niet zo veel. Porno vind ik zelfs gewoon saai en strontvervelend om te doen. Maar stiekeme inkijkjes, strategisch gedrapeerde haarlokken en nipple slips, enzovoort, daar heb ik een tik van. Ik zal wel een stoute tekenaar zijn, maar het is sterker dan mijzelf."

Hieronder: schaarsgeklede dames in Zodiak (uit deel 9: Kwaad Bloed, 2004).



Afscheid van de krantenstrip
Door de verscheidenheid aan personages en het bezoeken van nieuwe werelden, begon de stripreeks Zodiak op de duur complex te worden en te zwaar om te volgen. Willem wilde liever met kortere, afgeronde verhalen verder. Vooraleer dat plan kon worden uitgewerkt, wilde De Telegraaf in 2002 met Zodiak stoppen. "Ze hadden genoeg fantasy gehad en wilden weer eens iets anders. Dat is dus Nicky Saxx geworden", dixit Willem. Voor haar beste vriendin Elja Steiner baseerde Minck zich op de Italiaanse showgirl Fanny Cadeo. In de laatste strook van het verhaal stelt Nicky zich voor aan Tom en Caren, de hoofdpersonages van Zodiak. Toch speelden de makers nog met het idee voor een nieuw leven voor Zodiak met een opvolger, De Erven van Zodiak. Het kon dienen voor een nieuw stripmaandblad dat er stond aan te komen: Myx, van Silvester. Tot meer dan drie getekende pagina's en een synopsis kwam het evenwel niet. Het blad zat vol. Het viel sowieso al niet mee om een strip in voorpublicatie of in album gepubliceerd te krijgen en er nog correct voor betaald te worden. Hierbij merkte Willem in 2004 op: "De sterkste kant van Minck is zijn doorzettingsvermogen en het feit dat hij constante kwaliteit weet te behouden. En dat hij, ondanks het feit dat zijn werk zwaar ondergewaardeerd wordt, toch steeds gemotiveerd weet te blijven."

Hieronder: proefpagina van De Erven van Zodiak (2002).


Tussendoor maakte Minck enkele afleveringen van de komische voetbalstrip Coentje, een creatie van Martin Lodewijk, voor het Algemeen Dagblad en Kameraadjes, het jeugdblad van voetbalclub Feyenoord. In 2002 werkte hij samen met regisseur Rob van den Berg aan een geanimeerde instructiefilm over het witwassen van geld. De film won een Gold Medal voor non broadcasting op het Documentary Festival in New York.

Ook Nicky Saxx was geen lang leven beschoren, hoewel het een behoorlijk succes kende als albumuitgave. Er kwam zelfs een stripblad bij uitgeverij Kippenvel waarin voorpublicaties liepen van Nicky Saxx, aangevuld met een hoop oud en nieuw werk van bekende Nederlandse striptekenaars als Jan Kruis en van beginnende tekenaars die helemaal niets te maken hadden met Nicky Saxx. Voor elk nummer na het eerste door Minck maakte een andere tekenaar de coverillustratie waar telkens Nicky Saxx op stond. Na vijf nummers hield ook dit tijdschrift op.

Met de uitgeverij van de Nicky Saxx-albums hadden Minck en Willem pech. In de Zodiak-album kwamen al redelijk wat fouten voor, bijvoorbeeld met een andere tekenaarsnaam in het colofon in niet één, maar wel twee albums. Later doken niet-geautoriseerde luxe-edities op van Zodiak en was er een geval van vervalste handtekeningen. De twee auteurs konden terecht bij Bee Dee die de albums vervolgde. Helaas achtervolgde het ongeluk de auteurs. Stroken werden vergeten of dubbel afgedrukt. Bij Uitgeverij Boumaar verschenen uiteindelijk zes albums en bij Bee Dee nog eens vijf. Het laatste was een klein oblongalbum op een beperkte oplage van 250 exemplaren met daarin het allerlaatste verhaal.

Hieronder: laatste album van Nicky Saxx (2009).


In 2007 haalde De Telegraaf de stekker uit de stripreeks. Het was meteen groot nieuws want hiermee kwam een einde aan de realistische vervolgstriptraditie in de Nederlandse kranten. Minck tekende een toepasselijke tekening waarbij de hoofdfiguren uit Nicky Saxx, Zodiak en Jack Pott aan het graf van de dagbladvervolstrip treuren. Halverwege het lopende verhaal Watervrees dienden de auteurs de strip te stoppen.

Hieronder: rouwtekening (2007).


De albumreeks liep nog een tijdje door bij Bee Dee. In 2008 sierde Nicky Saxx de hoofding van drie nummers van De Stripspeciaalzaak die je via ons pdf-archief kan downloaden. In de tekenmap die Minck vaak meenam naar stripbeurzen om aan zijn fans te tonen, en waarin het origineel van de illustratie stak dat we van hem kochten, zat ook een magnifieke potloodschets van Storm en Roodhaar. Op dat moment was het nog niet officieel geweten dat Minck gevraagd werd om een spin-off-reeks te tekenen. Toen wij hem uitvroegen over deze illustratie, merkten we een plotse, lichte paniek in de ogen van Minck. Hij vreesde een voortijdige bekendmaking van het nieuws. En nadat het wat later effectief in de openbaarheid kwam, werden de complimenten langs alle kanten genereus uitgedeeld. Deze kans verdiende Minck wel. Helaas stelden inkleurperikelen de uiteindelijke publicatie een paar jaar uit.


De illustratie die hij voor De Stripspeciaalzaak maakte, diende ook als begin- en eindplaat voor een allerlaatste kortverhaal van Nicky Saxx waarmee Minck en Willem afscheid namen van hun populaire heldin. Het verscheen in StripNieuws 42 van maart 2011 dat verder een uitgebreid dossier over Minck bevatte. In 2011 won Minck namelijk de Stripschapprijs voor zijn gehele œuvre. Niets te vroeg.

Hieronder: introtekening voor het kortverhaal Alleen? (2011).
Klik op de illustratie voor een pdf met het complete verhaal.


Naar het buitenland
In 2008 publiceerden Minck en Willem Trunk: De Onbekende Soldaat in Myx na een eerste kortverhaal in de horrorbundel Bloeddorst. Omdat het financieel niet haalbaar was er verder aan te werken, staakten de auteurs de strip na een eerste deel. In veel interviews werd sindsdien telkens gevraagd naar een vervolg. In Trunk knipoogde Minck veelvuldig naar comics, films, boeken en schilderijen. De beelden van het slagveld zijn gebaseerd op foto's van de slag rond Ieper in de Eerste Wereldoorlog. In de plaat hieronder is de gesp van vampierin Hesta ongeveer die van Vampirella en de eindprent is een verwijzing naar Batman die over Gotham City waakt. De stad is een mengelmoesje van de verwoeste stad in de film Stalingrad, de futuristische steden uit Flash Gordon en uit Blade Runner. Een vergelijking met Hellboy vond Minck niet helemaal opgaan. Ook al was de tekenaar een bewonderaar van Mike Mignola met wie hij een goed verstandhouding opbouwde. In zijn fantasie zag hij zich al een verhaal maken op scenario van Mignola met Lobster Johnson in de hoofdrol, een bijfiguur uit Hellboy. Minck ontwikkelde in de loop van de jaren fascinaties voor Sin City van Frank Miller en de strips van Tim Sale.

In afwachting van de publicatie van hun Storm-verhaal, creëerden Minck en Willem voor het wederopgestane blad Eppo de western Ronson Inc. De twee mochten niet ontbreken op het appel van het kransje Nederlandse stripauteurs die de lezers moesten lokken. Ronson Inc. is een rauwe detectivestrip in het wilde westen waarbij je vooral aan de tv-reeks Deadwood moet denken voor de sfeerschepping. En net zoals in zowat elke andere reeks van het duo zorgt een welgevormde, pittige dame voor het mooie weer. Twee albums verschenen in 2010 en 2011 bij Don Lawrence Collection.

Hieronder: de voltallige cast van Ronson Inc.


Ondertussen was Minck al actief voor de Amerikaanse markt. Op scenario van Chris en Terry Morgan tekende hij het kortverhaal Zaambi voor Zombie Tales #3 van uitgeverij BOOM! Studios. Hieruit volgde een nieuwe samenwerking met een grotere naam in het comicmilieu, de tegenwoordig drukbezette en veelgevraagde scenarist Mark Waid. Samen zetten ze in 2009 de miniserie The Unknown op en de sequelcyclus The Unknown: The Devil Made Flesh. Beide reeksen werden in 2010 door Don Lawrence Collection gebundeld en vertaald en waren ook te koop in een mooie verzamelbox. Over de making of van deze box en de covers van de bundels, bokste Minck, ondanks het vele werk dat hij op dat moment had, deze bijdrage in elkaar voor onze rubriek De Commentator.

Hieronder: de afgewerkte illustratie
voor de verzamelbox van The Unknown (2010).

In januari 2011 startte dan toch de voorpublicatie van De Banneling van Thoem, het eerste Storm-verhaal door een nieuw team naast Romano Molenaar, Jorg de Vos en Martin Lodewijk. Snel volgde op diverse forums ongemeen veel kritiek op de digitale inkleuring van de Indonesische inkleurstudio Caravan. Geruggensteund door enkele projecten in de VS nam Minck gaf de kritiek voor hem de doorslag zodat hij te kennen gaf dat het voor hem hier ophield wat betreft zijn medewerking aan Storm. Op de stripbeurs van Breda, waar hij een laatste keer kwam signeren, kwijtte hij zich plichtsbewust van zijn taak om de net verschenen albums (zijn laatste!) van Storm te signeren. Een gebrek aan loyaliteit kan hem niet aangewreven worden.

Hieronder: Minck Oosterveer (© Jakari Productions) en de ingekleurde coverillustratie waar hij wèl tevreden over was.


Hij nam een Amerikaanse agente onder de arm die zijn werk moest promoten bij uitgevers en auteurs, een normale gang van zaken als je wil publiceren op de Amerikaanse markt. Een nieuw comicproject was Ruse, opnieuw op scenario van Waid, een reanimatie van een oudere comicreeks van het door Marvel Comics opgekochte CrossGen waarvoor Minck een van de vier deeltjes tekende. Over een bijdrage aan de Spider-Man-spin-off Spider-Island: Deadly Foes was hij achteraf minder enthousiast door het zwakke scenario.

Hieronder: cover van Ruse 3 (2011) en een stijloefening voor Spider-Island (2011).


En nog meer projecten doken op aan de horizon. Mark Waid had de deuren van BOOM! Studios achter zich gesloten en werkte aan eigen stripseries waarvan Hat Trick er een van was. Hij had dit voorzien voor Minck Oosterveer met wie hij zo goed had samengewerkt aan The Unknown. Charles Webb werkte voor Minck aan Maps of Earth Conspiracies. In Frankrijk lag er een voorstel op tafel voor een deelname aan een conceptreeks op initiatief van Olivier Vatine. In een mail legde Minck dat verder uit: "Hij is de voormalige managing editor van Soleil, Olivier Jalabert (ook een Olivier, ja) is overgestapt naar Ankama Publishing waar hij directeur business development is geworden. Ankama is een groot multimediabedrijf in Roubaix dat ook strips uitgeeft, maar tot nu toe vooral vertaalde manga's en comics. Voor Ankama Publishing heeft Jalabert aan Vatine gevraagd een aantal projecten op te starten en te schrijven. Onder andere een serie met een uchronische kijk op de kruistochten samen met Jean-Pierre Pécau van De Verborgen Geschiedenis. Mij hebben ze dus gevraagd als tekenaar. Er zou één album per jaar uit moeten komen dat ik er tussen mijn Amerikaanse werk kan bijnemen."

Maar ook in Nederland bleef men aan zijn mouw trekken. Minck kwijtte zich uitstekend van zijn taak voor het posterboek Strijders van Dark Dragon Books met helden en heldinnen van Dark Dragon Books, getuige onderstaande illustratie van Red Sonja. Er waren vergevorderde plannen om vanaf Red Sonja 10 de covers te laten illustreren door Minck Oosterveer met een inkleuring van Jorg de Vos die samen met Romano Molenaar covers maakten voor Conan bij dezelfde uitgeverij. Rian Gemei van Dark Dragon Books voegde er nog volgende projecten aan toe: "Verder waren we in gesprek met Minck over het afronden van Trunk, de productie van een artbook zoals dat van Paul Renaud voor Red Sonja en over een Nederlandstalige editie van een nog af te ronden Frans project. We hadden nog zoveel plannen met Minck. Maar we zullen veel meer missen dan deze fantastische tekenaar want het was ook een erg prettige persoonlijkheid om mee samen te werken." Waarvan akte.

Hieronder: illustratie van Red Sonja voor het posterboek Strijders van Dark Dragon Books (2010).


Na het overlijden van Karel Biddeloo was Minck Oosterveer trouwens een van de kandidaatovernemers. De klus die uiteindelijk naar Claus D. Scholz ging, gaf een nieuwe impuls voor Red Knight. Ronald Grossey geloofde er weer in dat een beslissing van Standaard Uitgeverij tot een effectieve reeks zou leiden. Maar de uitgeverij bleef hen maar aan het lijntje houden tot het na na vele jaren van onderhandelen definitief van de baan werd geschoven. Diezelfde baan werd vrijgemaakt voor een compleet nieuw project. Dat heette Odins Moord of in het Frans Le Meurtre d'Odin want het ging om een strip die in eerste instantie voor de Franstalige markt was bedoeld. Over de inhoud wist Brabant Strip Magazine 176 te vertellen dat het verhaal is gebaseerd op de moord op de IJslandse skald, dichter, geschiedschrijver en politicus Snorri Sturluson in 1241. Een ander meer persoonlijk project was het verstrippen van het leven van zijn vader, een zeeman die zich van ketelbinkie tot kapitein in de zeesleepvaart opwerkte en in die hoedanigheid de wereld heeft gezien. "Hij heeft échte avonturen beleefd. Momenteel proberen ze zoveel mogelijk van wat hij heeft beleefd te verzamelen en op schrift te stellen, maar dat is geen eenvoudige opgave. Wie weet komt het er ooit van", vertrouwde Minck in februari 2006 toe aan StripNieuws.

Hieronder: fragment uit een proefplaat voor De Rode Ridder.


In Nederland en België heeft Oosterveer dikwijls te kampen gehad met stopzettingen, ontgoochelingen en pech waar hijzelf nooit de oorzaak van was. Hij nam dit allemaal ter harte en verontschuldigde zich hiervoor bij lezers. De laatste paar jaar ging het hem beter voor de wind op publicatiegebied. Ook de stijgende achting voor zijn werk en zijn persoon waren opstekers. Op zijn eigen website loste hij nu en dan nieuwtjes. Maar vaker nog was hij te vinden op het stripforum De Getekende Reep. In zijn eigen thread Minck in comicland schreef hij regelmatig berichten over de stand van zaken van zijn comicprojecten, eerlijke opinies over de manier van (samen)werken of de resultaten, verslagen van bezoekjes in de VS, op allerlei stripbeurzen. En je kon 'm geen groter plezier doen dan met een mooie foto van Scarlett Johansson op wie hij verkikkerd was. O, wat was hij blij met de onlangs gelekte naaktfoto's van de actrice die hij in zijn dromen al de hoofdrol in een verfilming van Nicky Saxx zag spelen.

In zijn vrije tijd reed Minck dikwijls op de motor. Bij zijn laatste ritje verongelukte hij. Er wordt vermoed dat er een andere wagen was betrokken in het ongeval. Het onderzoek loopt nog, maar het resultaat blijft hetzelfde: Minck is er niet meer...