INTERVIEW met LUC CROMHEECKE
en LAURENT LETZER
— 26 mei 2007 —

© De Stripspeciaalzaak • Marc Bastijns
© afbeeldingen: Luc Cromheecke + Laurent Letzer, Dupuis 2007
Dit interview is eigendom van De Stripspeciaalzaak en mag in geen geval herplaatst of gekopieerd worden zonder voorafgaande afspraak met de auteur van deze tekst.
> Contact <

van links naar rechts: tekenaar Luc Cromheecke, Elyse Letzer (dochter van) en scenarist Laurent Letzer

Plunk! is er! In de afgelopen maanden voerden bekende wereldburgers er al een opgemerkte promotiecampagne voor. Op de blog van Luc Cromheecke staan ze allen verzameld. Terwijl Plunk! het ene na het andere land verovert, springt de marketingwereld ook op het personage uit Taco Zip voor het gebruik van zijn tronie op allerlei producten, van pannenkoeken tot waspoederdozen. Er is zelfs een luxewooneiland nabij Dubai in de maak. Plunk! is er! Maar eerst is er tijd voor een interview met de makers ervan, tekenaar Luc Cromheecke en Laurent Letzer.


"Ik herinner me nog dat je als kind eerst een mannetje tekent vanuit de letters "ZOT", met zo’n belachelijk hoedje. We dachten aan grote voeten en dan nog zo’n trechter op de kop. Al die dwaze elementen hebben we in een shaker geschud, en zo kwam er een figuur uit die echt niemand zou willen. Het is ook echt een loser"
(Luc Cromheecke)


Waarom hebben jullie net Plunk gekozen als figuur uit Taco Zip voor een eigen reeks?
Laurent Letzer: De Plunk is eigenlijk een figuur die los van Taco Zip ontstaan is. Eigenlijk was hij een gastster in die strip.
Luc Cromheecke: Het ging dus eigenlijk om een illegaal optreden in die strip, eigenlijk hoorde die figuur daar helemaal niet in thuis.
Letzer: Ik had eigenlijk een advocaat moeten sturen, maar ik heb het oogluikend toegestaan dat een andere scenarist ermee aan de slag ging.
Cromheecke: Het was natuurlijk ook vijftig procent mijn figuur. Weet je, Plunk heeft nooit in de oorspronkelijke Taco Zip, die in Robbedoes verscheen, gestaan. Die figuur is erin gesukkeld tijdens de zesde maand van het verschijnen in De Volkskrant. Dat moet ongeveer in 1990 geweest zijn. Hij is toen binnen gevlogen met zijn vliegende sigaar en het was de bedoeling dat hij na een week weer zou verdwijnen. Toch is hij nadien blijven hangen, omdat het natuurlijk een heel attractieve figuur is en we merkten dat we er heel veel mee konden doen. Zo is die erin blijven rondlopen en is het uiteindelijk een andere Plunk geworden. In de nieuwe reeks komt meer de echte, oer-Plunk voor. Oorspronkelijk is hij ook gemaakt voor het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal in Brussel, zo’n twintig jaar geleden. Ze hadden gevraagd om de afdeling merchandising binnen hun tentoonstelling over hoe een strip gemaakt wordt, voor onze rekening te nemen. We werden toen gevraagd twee pagina's te maken rond een nepstripfiguur. Dat is dan Plunk geworden.



Het stond los van de Taco Zip-figuren?

Cromheecke: Niet los, aangezien deze toen nog niet bestonden.
Letzer: Het was nog tijdens de Tom Carbon-periode.
Cromheecke: Het was net omdat we toen met Tom Carbon in Robbedoes stonden, dat men ons voor deze opdracht had gevraagd. Merchandising leek hen wel iets voor de makers van Tom Carbon. Ze wilden iets echt zots op die twee pagina's.

Lachen jullie in de strip en de grappige photoshopmontages op de blog via de figuur Plunk met al het marketinggedoe?
Letzer: Het is de droom van elke auteur dat zijn figuur in een poppetje wordt gegoten, dat er een pretpark aan gewijd wordt, dat het wereldwijd gekend is. Net het feit dat het een droom is, vormt het een mooie aanleiding voor ons.
Cromheecke: De twee eerste pagina's uit het album hebben we indertijd voor het museum gemaakt. Ik heb deze nu hertekend in mijn huidige stijl, om meer aan te sluiten bij het nieuwe werk. Het vreemde is dat die figuur nu nog even goed functioneert. Hij heeft die twintig jaar goed overleefd. Het is dan ook eerder toevallig dat het nu een stripreeks geworden is.
Letzer: We hadden beslist om terug een stripverhaal te maken omdat ik zelf meer vrije tijd kreeg en dus weer meer met strips wilde werken. Bij Dupuis vroeg men of we nog werk in aanbieding hadden. De nieuwe uitgever bij Dupuis (Collection Tous Publics, de collectieloze albums in het Nederlands, mb) Benoit Fripiat was een groot liefhebber van Tom Carbon. Het was een samenloop van omstandigheden.
Cromheecke: We hebben toen enkele pagina's van Ben de Boswachter voorgesteld, samen met enkele scenario's die we voor tv hadden gemaakt, voor het productiehuis van Zaki (Jacky Dewaele, oud-radio- en tv-presentator en vader van de Dewaele-broers van 2 Many DJ's, mb). Hij had ons in de beginjaren van VTM gevraagd een reeks te creëren voor animatiefilms. Zo hadden we dan enkele scenario's uitgetekend als een storyboard. Ze waren ook tekstloos. Dat waren grapjes, eigenlijk opvolgers van animatiefilmpjes gemaakt door cartoonist Zak indertijd. Ze wilden die gebruiken als filmpje tijdens het reclameblok, gelijkaardig met die oude filmpjes van Loekie de Leeuw (de afgevoerde leeuw uit het Nederlandse reclameblok, mb). Dat project is uiteindelijk niet doorgegaan. Het was ook met Plunk en die storyboards hebben we dan aan Dupuis voorgesteld. Ze waren tekstloos én hadden ook geen kaders. Zo is dat ook gebleven. Fripiat was er meteen voor te vinden. We hadden eerder al vaak met hem samengewerkt voor redactionele bijdragen.
Letzer: Het enthousiasme van de uitgever maakte dat we natuurlijk zelf al meer in het project konden geloven. Hij stond er volledig achter.
Cromheecke: Het gebeurde dus op vraag van de uitgever en hij bood ons een mooi contract aan voor vijf jaar. Daar hangt een vaste publicatie in Spirou aan vast, liefst elke week. Ik werk momenteel heel hard om dit tempo aan te houden. Indertijd maakten we de grote fout dat we echte carotentrekkers (voor de Nederlandse lezers: lanterfanters, mb) waren bij Tom Carbon.



Hebben jullie al reacties ontvangen op de publicatie in Spirou?

Letzer: Voorlopig zijn we daar niet aan toe, er is ook geen echte lezersrubriek meer in het blad. Dat wordt allemaal sterk gefilterd.
Cromheecke: Ik lees wel af en toe op fora op internet. Het vreemde is dat je daar steeds extreme reacties krijgt van mensen die het ofwel allemaal heel goed vinden, of bij wie je echt niets goed kan doen. Bij Tom Carbon was dat gelijkaardig.

De humor in jullie strips lijkt erg 'Belgisch'?
Letzer: Het probleem met Tom Carbon vroeger was dat het publiek nog niet rijp was voor deze Belgische humor. Het is immers een mengeling van absurde Angelsaksische humor met typisch Belgische terroir. Nu wordt daar meer naar geluisterd en ook meer gelezen.
Cromheecke: Denk je? Ik hoop het. Destijds heeft Dupuis zelfs even Gary Larson gepubliceerd, maar dat heeft niet gewerkt. Misschien lag dat toen aan de vorm van cartoons.
Letzer: Wij hebben nog een redelijke feeling met Frankrijk.
Cromheecke: Laurent is natuurlijk vlot tweetalig, een echte Belg. Dat helpt ook.

Helpt deze tweetaligheid om te kunnen publiceren in Frankrijk?

Cromheecke: Ik denk het wel, zeker voor de cultuur die je ergens moet aanvoelen. We werken al twintig jaar voor Dupuis. Laurent begrijpt erg goed de Franse manier van denken, die erg verschillend is van de Belgische, de Vlaamse en de Hollandse. De communicatie gaat veel vlotter, je staat sterker in de nuances. Wij zitten hier op de rand van vele culturen, en dat maakt het boeiend.
Letzer: Dupuis is eigenlijk ideaal geplaatst voor de nieuwe Belgische strip, omdat het net heel internationaal georiënteerd is.
Cromheecke: We worden ook in Nederland geplaatst, in Myx Magazine. En Noorwegen heeft vorige week kennis gemaakt met Plunk. Het kan heel de wereld rond zonder vertaalproblemen.
Letzer: De Plunk is makkelijk te verkopen, deze reeks van pagina's kan vlot in een krant of achterop een tijdschrift. Dat maakt het heel wat eenvoudiger voor uitgeverijen.



Jullie publiceren zowel bij grote als kleine uitgeverijen. Merken jullie grote verschillen tussen beide?

Cromheecke: Er bestaan momenteel gewoon heel weinig grote uitgeverijen, enkel Standaard Uitgeverij blijft nog over in Vlaanderen. Het vreemde is dat de kleintjes als Bries heel snel groter worden. Dat is vergelijkbaar met een uitgeverij als L'Association (de uitgever van onder andere Persepolis en Vallende Ziekte, mee opgericht door Lewis Trondheim die er zijn eerste Kobijn publiceerde, mb) in Frankrijk, die ook heel snel gegroeid is vanuit het niets. De markt is enorm veranderd. Vroeger had je meer grote, vaste spelers die nu weggevallen zijn, bijvoorbeeld een Big Balloon in Nederland. Kleine uitgeverijen pikken nu heel wat strips op die bij de buitenlandse groten uit de boot vallen. Het publiek verandert ook mee, dat zie je duidelijk aan het succes van de stripspeciaalzaken, waar een heel specifiek publiek naartoe gaat. Vroeger bestond dat veel minder, mensen die Christophe Blain lezen en andere dergelijke buitenlandse strips. Er wordt veel geklaagd dat het slecht gaat met de stripwereld, maar het gaat net heel goed, dat zie je aan de opkomst van al die kleine uitgeverijen. Op zich is dat een marktprincipe dat speelt.
Letzer: Bij Dupuis zelf zie je ook zo'n verschijnsel met al hun collecties die een ander publiek willen aanspreken, zoals Expresso. Zij kunnen natuurlijk niet alles doen. Daarvan profiteren natuurlijk weer de kleintjes.
Cromheecke: Zo merk je dat de groten vaak weeral gaan vissen in de auteursvijvers van de kleintjes, op zoek naar talent. Het werkt zo in twee richtingen.
Letzer: Bij een grote uitgeverij hangt er natuurlijk ook een contract aan vast, wat werkzekerheid biedt. Dat kan een kleine uitgeverij nooit bieden.
Cromheecke: We werken ook voor een goeddraaiend tijdschrift. Dat is een kans die in Vlaanderen niet meer bestaat.
Letzer: Het aantal pagina's van Spirou is ook naar 68 opgevoerd, en het blad bevat tegenwoordig heel wat oude 'brol'. Even terzijde, 'brol' is ook weer zo'n mooi Belgisch woord. Die herpublicaties (van onder andere Baard en Kale, De Smurfen, Guus Slim en anderen, mb) vind ik goed zodat de jonge lezer zich wat kan baseren op wat er vroeger allemaal is geweest, de gouden periode met Franquin en zo. Die formule werkt erg goed.

Ben de Boswachter, hoe zit het met deze reeks?

Cromheecke: Met series weet je nooit. De figuren leven ook op zich. Soms komen ze weer naar boven, dat heb je niet onder controle. Zo kunnen we binnen twee jaar weer aan Tom Carbon beginnen werken, daar valt niets over te voorspellen. Wat Ben de Boswachter betreft, daaraan zijn we oorspronkelijk begonnen na Tom Carbon, in 1997.
Letzer: Door omstandigheden is Tom Carbon toen bij Dupuis geëindigd. Dat gebeurde door herstructureringen. De markt was toen volledig aan het veranderen.
Cromheecke: Het was een kantelmoment, waarop de economie in de stripwereld is binnengekomen. In de oude tijd van Robbedoes waren tekenaars echte kunstenaars. We werden toen overal groots onthaald met veel feesten erbij. Toen kwam de kanteling, waarbij de tekenaars met marketing en verkoopscijfers om de oren werden geslagen. Ik herinner me nog erg goed dat we ooit uitgenodigd werden door de uitgever in een hotel in Brussel. Ondanks de grote verwachtingen bleek het echter een bijzonder magere receptie 'op zijn Hollands'. We waren wel in goed gezelschap, zoals wel meer in die tijden (Peyo, Franquin, Morris). We werden binnen geleid in een zaaltje met een overheadprojector. Vooraan stond zo’n plastronnenmens (voor de Nederlandse lezers: een kerel in maatpak, mb), die de auteurs voor het eerst met verkoopscijfers confronteerde! Dat was voordien onbestaand.
Letzer: Dat heeft ons behoorlijk geïnspireerd in het eerste Plunk!-album (Laurent toont de eerste bladzijde waar op een prent een tabel van verkoopcijfers getoond wordt, mb). Maar in het echt was de tabel in omgekeerde richting, recht naar beneden. We werden geconfronteerd met het einde van de vette jaren. Een vroegere directeur van de uitgeverij ging bijvoorbeeld elke dag van de week gaan eten met een andere tekenaar. Er werd daar dus niets besproken, dat was enkel drinken en eten, echt schandalig.
Cromheecke: Het rare is dat die dommerik dan een fotograaf liet komen die ons na het eten fotografeerde. Er is niets zo vies als lege glazen en borden en dan met vetlippen en volledig voldaan op de foto. Die foto werd de week nadien dan toegezonden als een herinnering aan dat diner, echt decadent.
Letzer: Zo iets is nu onmogelijk.
Cromheecke: De wereld is ook volledig veranderd. Alles is gestructureerd en gechronometreerd, kijk maar naar de situatie bij De Post. Dat is overal zo, zelfs in de stripwereld. Vroeger dacht ik dat een uitgeverij gewoon goede albums wilde uitbrengen. Dat is een belachelijk idee, ze willen gewoon goed verkopen.



De reacties van lezers zijn ook vaak vol onbegrip bij het wegvallen of niet verder vertalen van deze of die reeks.

Cromheecke: Natuurlijk, dat zit allemaal in diezelfde evolutie. Het moet geld opbrengen. En dat is erg spijtig, heel spijtig. Vroeger werd er gewoon veel geld door deuren en vensters gesmeten. Men teerde nog voort op die gouden jaren. Het goede was dat de topverkoop van albums van een Guust of Robbedoes mee hielpen om de minder verkopende reeksen boven water te houden. Nu wordt alles meer berekend en vliegen minder verkopende strips veel sneller aan de deur. Er is daardoor wel een armoede aan nieuwe producten. Er is te weinig nieuws voorhanden om een blad als Spirou te vullen.

Na het einde van Tom Carbon is er een periode van relatieve stilte geweest, tot de twee Carbon-albums bij Bee Dee verschenen.
Cromheecke: Na Tom Carbon zijn we met Ben de Boswachter begonnen voor het Franse jeugdtijdschrift Astrapi. Dat was toen een redelijk prestigieus en katholiek blad, met toptekenaars als Charles Berbérian (co-auteur van Meneer Johan, mb). Het was een onderdeel van Bayard Presse (de Franse Averbode zeg maar, mb). Wij waren toen vereerd dat we voor hen mochten tekenen. Dat bleken erg moeilijke mensen te zijn. Twee verhaaltjes verschenen er uiteindelijk, vooraleer we weer slachtoffer van een herstructurering werden. Het lijkt nu wel alsof wij daar altijd het slachtoffer van waren. We hebben toch wel wat pech gehad in die zaken.
Letzer: Dat vind ik niet.
Cromheecke: Neen? Ja, anderzijds hadden we zonder die zaken nu misschien nog Tom Carbon getekend.
Letzer: De problemen bij Astrapi situeerden zich niet rond de figuren an sich. Het was louter een geldkwestie. Er was daar een lezerscomité waarin de ouders van lezertjes vertegenwoordigd waren. Die vonden dat strips niet pasten in dat blad. Illustraties wekten al gauw de achterdocht op, het waren 'maar' stripverhalen. Ben de Boswachter was wel een goede oefening om na Tom Carbon aan de slag te blijven.
Cromheecke: Zo hebben ze dan alle strips die niet conform Bayard Presse waren eruit gegooid. Zo hebben we die verhalen dan uiteindelijk kunnen gebruiken in het album bij Bries, maar voordien ook voor het voormalige Suske en Wiske Weekblad. Die verhalen waren voor mij dan weer goed als oefening op computerinkleuring.



En de twee Tom Carbon-albums bij Bee Dee?

Cromheecke: Da's heel oud materiaal. Dat stamt uit de tijd vóór we een albumcontract bij Dupuis hadden. Dat is oermateriaal. Tannenbaum was zelfs een onafgewerkt verhaal en Bee Dee heeft die zes laatste bladzijden betaald. Het is dan toch leesbaar geworden en samen met Lunatoys gearchiveerd.

Nadien kwam dan de verzamelbundel en de expositie rond Taco Zip in Haarlem. Heeft dat een nieuw publiek aan de strip gegeven?
Cromheecke: Ik ben opnieuw begonnen met Taco Zip voor De Morgen. Dat was rond 2000, voor hun bijlage Metro. Daar zijn we buiten gevlogen ten voordele van meer reclame in de krant. Dan kwam Robbedoes met de vraag naar nieuwe stroken. Die gingen toen overkop. Dan zijn de oude gebundeld en geëxposeerd. Nu is er een ruzie met scenarist Gert Fritzgerald, dus die samenwerking is beëindigd. Ik vond de bundel een geslaagd eindpunt. Nu kunnen we met een verse start beginnen aan Plunk!. We moeten werken aan continuïteit in Spirou en anderzijds aan voldoende materiaal voor albums. Ik teken sneller en sneller. Dat komt ook door de ervaring met Willy Linthout (die Roboboy schrijft voor Luc Cromheecke, mb). Hij is echt een professional, die me ook leert sneller en efficiënter te werken.
Letzer: Luc is dan ook een perfectionist.
Cromheecke: Dat ben ik altijd geweest. Ik heb nu een gezin te onderhouden, dus dat speelt ook mee. Je kan gewoon meer geld verdienen met het maken van publiciteit. Als je dan toch kiest voor die strip en je hebt een contract, dan moet je daar honderd procent voor gaan.

Laurent is wellicht het minder gekende deel van het duo. Kan je ons wat meer vertellen?
Letzer: Ik heb toevallig tijdelijk de Nederlandstalige woordvoerder van Marsu Productions gespeeld. Ik heb dit tijdens de expositie van Franquin gedaan, samen met alle merchandising rond Marsu.

Hoe zijn de reacties na de expo in Frankrijk en België bij de organisatie?
Letzer: De tentoonstelling in België had succes, maar bijlange na niet het succes dat ze in Parijs had. Dat is ook wel normaal, aangezien Brussel toch niet zo’n culturele stad is als Parijs. Daar doet het publiek soms wel drie tentoonstellingen op een dag. In Brussel heb je wel mooie ruimtes voor exposities en musea, maar dat gaat zeker niet over een zelfde frequentie. Uiteindelijk was het een succes, en ik vond het een eer voor alle bewonderaars van Franquin dat wij die expositie naar onze hoofdstad hebben kunnen halen. Het is een eerbewijs aan één van de grote meesters.

Bij onze redactie zitten er, zoals wellicht bekend, een aantal grote Franquin-liefhebbers. Kunnen zij uitkijken naar een permanent museum gewijd aan André Franquin?
Cromheecke: Dat zou een zeer goed idee zijn.
Letzer: Ik denk dat er plannen bestaan, maar daar kan ik nu niets officieel over bevestigen.

Zijn er nog andere stripverhalen die je eerder maakte?
Letzer: Neen, ik heb de strip eigenlijk altijd als een uitlaatklep gebruikt voor mijn Dr. Jeckyll-leven. Ik had immers een gewone job. Ik werkte in het Antwerpse havenwezen en nadien voor een miljardair in Brussel. Mijn productie was dus eerder bescheiden. Ik heb wel academie gevolgd (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, mb), samen met Luc. Ik teken mijn scenario's ook steeds volledig uit.

Heb je plannen om zelf eens alleen aan een verhaal te werken?
Letzer: Ik heb dat vroeger wel gedaan, in enkele magazines. Dat waren redelijk experimentele zaken.

Wat de scenario's betreft, is daar de verdeling met Luc heel strikt of werken jullie er samen aan?
Letzer: Vroeger gebeurde dat in overleg, nu doen we dat meer gescheiden. Er gebeuren nog wel heel wat interacties, hij bemoeit zich met mijn scenario en ik met zijn tekeningen. Onze manier van samenwerken is gefinetuned.
Cromheecke: Ik denk dat we een goed team vormen op die manier. We voelen dat makkelijk aan.

Luc, is dat voor jou dan heel anders als samenwerken met Willy Linthout?
Cromheecke: Ik denk dat het anders is. Laurent is een schoolvriend. Met Willy werken we samen voor een magazine van een Nederlandse kinderuitgeverij (Malmberg). Dan is het doel echt dat kinderen het leuk vinden. Bij de Plunk!, Tom Carbon of Ben de Boswachter is het de bedoeling om een strip te maken die wij zelf fijn om lezen en grappig vinden.
Letzer: Samen met het grote publiek.
Cromheecke: Ja, het moet inderdaad niet hermetisch zijn. We willen vooral dat iedereen het kan lezen.
Letzer: Er zijn zo heel wat zaken die we moeten laten vallen, omdat we weten dat een volwassene of een kind die niet zal begrijpen. Het is een vorm van zelfcensuur.
Cromheecke: Ook bij het Plunk!-album hebben we een dergelijk geval met de uitgever besproken. Er was een grap bij met een opblaasbare pop. Volgens de uitgever zou een dergelijke grap moeilijk kunnen liggen in Portugal, dus hebben we die pagina weggelaten. Dat vinden we zeker niet erg.



Begin jaren negentig zijn er twee nominaties geweest voor Tom Carbon op het stripfestival van Angoulême. Speelt die invloed nu nog mee in Frankrijk?

Cromheecke: Wij hebben al lang geen contact meer met de Franse stripwereld sinds het stopzetten van Tom Carbon in 1996.
Letzer: De mensen hebben wel de naam onthouden, dat merk je wel.
Cromheecke: Pas op, ik heb nadien wel gedurende vijf jaar mogen meestemmen voor het toekennen van de prijzen in Angoulême. Ik was heel vereerd. Ik heb vijf jaar lang elke keer Robert Crumb voorgedragen en het laatste jaar is hij verkozen, dus eigenlijk is dat toch een beetje dankzij mij. In het begin kenden ze Robert Crumb helemaal niet. Zelfs toen hij uiteindelijk de Grote Prijs won, kende nauwelijks iemand hem. Zo hadden ze van de uitspraak "Keep on Truckin', down the line" nog nooit gehoord. Voor tekenaars is dat toch vreemd. Zij kennen echt niets van wat buiten Frankrijk gebeurt.

Hebben jullie bepaalde voorbeelden of inspiraties wat jullie humor betreft?
Cromheecke: Ik ben altijd liefhebber geweest van Amerikaanse cartoons, zeker van klasieke cartoonisten als Peter Arno, Eldon Dedini of Sergio Aragonès.
Letzer: Ik ben eerder beïnvloed door het Belgische surrealisme. Mensen als Marcel Broodthaers of René Magritte. Daar zit al veel humor in. Op filmgebied mag ik zeker Jacques Tati niet vergeten. De Plunk is ook een beetje een alter ego voor een bepaalde manier van denken. Hoe zou het zijn om op deze planeet rond te lopen als buitenaards wezen. De dingen anders te bekijken, net als Tom Carbon dat eigenlijk deed.
Cromheecke: Of Plunk eigenlijk een echt buitenaards wezen is, dat weten we zelfs niet.
Letzer: Hij komt aan en gedraagt zich als een buitenaards wezen, als iemand die je op straat tegenkomt en waarvan je dan zegt dat die een slag van de molen heeft. Hier woont zo iemand in de straat en die is soms een hele dag bezig om met een schaartje het gras te knippen op de stoep. Hij bekijkt alles dan steeds verwonderd van een andere kant.

Op Franse fora circuleerden een tijd geleden allerlei geruchten over auteurs die een strip zouden maken voor de nieuwe collectie met Robbedoes-one-shots bij Dupuis. Daar kwam de naam van Luc ook naar voor. Klopt daar iets van?
Cromheecke: Ik heb dat ook al ergens opgevangen.
Letzer: Dat is allemaal best mogelijk. Ik zie Luc dat best doen.
Cromheecke: Zelfs al zou ik dat kunnen doen, wil ik eerst ons huidig project afwerken. Weet je, dat is uiteindelijk toch poenpakkerij. Ik vind het echt jammer dat tekenaars die zo veel talent hebben als Frank Le Gall zo'n albums maken. Let wel, Frank is een echt goede tekenaar, hij is trouwens een persoonlijke vriend van ons. Als een uitgever iets dergelijks voorstelt, moet je als auteur toch even flink nadenken. Je beseft nauwelijks hoeveel albums er wel niet verkocht worden van zo'n album. Dat gaat over de honderdduizend. Dat is een hoop royalties.
Letzer: Luc is een echte kruisvaarder in de strip. Hij wil pure kwaliteit brengen. Hij is een elitist in zijn vak.
Cromheecke: Ik zal nooit iets tegen mijn zin tekenen. Natuurlijk neem ik wel eens een opdracht voor een bedrijf aan, maar dat zal ik nooit met mijn naam ondertekenen. Als je dat bij anderen dan wel ziet gebeuren, dan voelt dat wat aan prostitutie.
Letzer: Het is natuurlijk de zaak van de anderen. Enkel zij weten waarom ze dit of dat wel of niet doen, natuurlijk. Uitgevers proberen ook allerlei dingen, bijvoorbeeld de plaatprijs naar omlaag te krijgen. De auteurs komen zo steeds meer terecht in de positie van een bediende die opdrachten moet aanvaarden. Je bent zeker geen artiest meer.
Cromheecke: Dat is ergens ook typisch Plunk! allemaal: die commercialiteit van alles. We hebben oorspronkelijk Plunk! ook in die zin ontworpen: laat ons nu eens het stomste, meest debiele figuurtje maken dat voor merchandising zou gemaakt kunnen worden. Oorspronkelijk had hij nog een strik en gaten in zijn neus, zoals bij een gieter.
Letzer: Ik herinner me nog dat je als kind eerst een mannetje tekent vanuit de letters "ZOT", met zo’n belachelijk hoedje. We dachten aan grote voeten en dan nog zo’n trechter op de kop. Al die dwaze elementen hebben we in een shaker geschud, en zo kwam er een figuur uit die echt niemand zou willen. Het is ook echt een loser.

Dan willen jullie via Plunk! toch ergens die plastronmannen uitlachen?

Cromheecke: Vooral de maatschappij die zo geworden is. Het vreemde aan het fenomeen is dat nu dergelijke mannen ons product moeten voorstellen. Het museum in Brussel werkt uiteindelijk zelfs mee. In het begin stonden die zeer afkerig tegenover de Plunk!-strip. Hun advocaten stonden al klaar, maar ze begrepen al snel dat we indertijd geen contract getekend hadden en dat ze ons dus niets konden maken.

De komende tijd blijft Plunk! elke week trouw op post in Spirou?
Cromheecke: Zeker en vast. Op topsnelheid kan ik drie pagina's per week tekenen. Laurent moet dat ook bijbenen, want scenario's gaan ook niet zo snel. We proberen er ook echt goed over na te denken. We werken aan elk detail. Ik stuur Laurent steeds de eerste schetsen door, hij geeft daar commentaar op. We hebben vooral angst dat de lezer een grap niet kan begrijpen door een technische fout van onze kant. Zo herwerken we vele grappen nog tussen de Spirou-versie en de uiteindelijke albumpublicatie.

Is die angst nog groter door het woordloze karakter van de strip?
Cromheecke: Absoluut. De lezer mag niet het effect krijgen dat ze een woordloos boek aan het lezen zijn. Ik vind dat persoonlijk erg vervelend, van die strips die per se woordloos zijn gemaakt en die heel veel met symbolen werken. Soms begrijp je die symbolen ook niet, omdat je uit een ander land komt bijvoorbeeld. Wanneer ik een boek lees dat geforceerd tekstloos is gemaakt, dan heb ik het gevoel alsof ik naar tv kijk, met het volume op nul. Daar word je gek van. En ik hoop dat we dat met Plunk! niet doen.
Letzer: Af en toe komen er natuurlijk wel woorden in voor.
Cromheecke: Iets intenationaals dan, in de stijl van Mr. Bean. Soms zegt die ook iets in een soort gegrom, maar meer ook niet. Iedereen begrijpt dat. Dat is natuurlijk commercieel ingegeven. Als uw reeks niet of minder verkoopt, dan is het afgelopen. Dat beseften wij vroeger niet.
Letzer: We worden nu ook veel meer betrokken bij de productie en de verkoop.
Cromheecke: De binding met de uitgever is veel groter. We kunnen nu veel meer ook over het inhoudelijke spreken. Dat is belangrijk.
Letzer: We worden in alles grondig geïnformeerd en mee betrokken. Het gaat er gewoon veel professioneler aan toe.

Hoe is de situatie van Spirou in Frankrijk? Verkoopt dat goed?
Cromheecke: Eigenlijk het omgekeerde van Robbedoes. Het verkoopt alleen maar beter. Ze zitten nu rond de 100.000 exemplaren, het derde blad na Mickey en PIF Gadget.
Letzer: Ook in Brussel en Wallonië loopt Spirou erg goed, het wordt ook goed aan de man gebracht.
Cromheecke: Er zit een nieuw en jong team achter. Die zijn erg enthousiast bezig. We hebben er bijzonder veel contact mee. Dupuis beschouwt Spirou ook als een laboratorium voor stripmakers. Ik denk dat dat heel belangrijk is dat zo’n grote uitgeverij toch nog altijd een soort van researchfunctie heeft.
Letzer: Dingen als Nelson of Mooie Navels, die je nergens anders zag.
Cromheecke: We willen zeker meegeven dat op zes juni een speciaal Plunk!-nummer van Spirou verschijnt (nog een paar dagen te koop!, mb). Natuurlijk veel Plunk! en ook gratis stickers erbij. Het is heel belangrijk dat de lezers dat weten, ze moeten zeker Spirou kopen! Het is ook allemaal tekstloos dus de Nederlandstaligen hoeven er niet mee in te zitten. Het gaat een heel speciaal nummer worden. Ook de site van spirou.com wordt aangepast voor deze gelegenheid.
Letzer: Er komt een promotiefilmpje voor het album op de site.
Cromheecke: Elke strip heeft tegenwoordig zijn trailer. Dat is in Frankrijk redelijk belangrijk. We hebben daarvoor ideeën gegeven, en dan wordt dat uitgewerkt. We worden daar niet nauw bij betrokken, maar dat is ook niet nodig. We zijn al heel blij dat er dergelijke dingen gebeuren rond ons album. Je kan ook niet alles onder controle houden.


Een eerste album van Plunk! ligt sinds 6 juni 2007 in de winkel.

> MARC BASTIJNS — 26 mei 2007