van
links naar rechts: tekenaar Luc Cromheecke, Elyse Letzer (dochter
van) en scenarist Laurent Letzer
Plunk! is er! In de afgelopen maanden voerden bekende wereldburgers
er al een opgemerkte promotiecampagne voor. Op de blog
van Luc Cromheecke staan ze allen verzameld. Terwijl Plunk!
het ene na het andere land verovert, springt de marketingwereld ook
op het personage uit Taco Zip voor het gebruik van zijn tronie
op allerlei producten, van pannenkoeken tot waspoederdozen. Er is zelfs
een luxewooneiland
nabij Dubai in de maak. Plunk! is er! Maar eerst is er tijd
voor een interview met de makers ervan, tekenaar Luc Cromheecke en Laurent
Letzer.
"Ik
herinner me nog dat je als kind eerst een mannetje tekent vanuit de
letters "ZOT", met zo’n belachelijk hoedje. We dachten
aan grote voeten en dan nog zo’n trechter op de kop. Al die dwaze
elementen hebben we in een shaker geschud, en zo kwam er een figuur
uit die echt niemand zou willen. Het is ook echt een loser"
(Luc Cromheecke)
Waarom
hebben jullie net Plunk gekozen als figuur uit Taco Zip voor
een eigen reeks? Laurent Letzer: De Plunk is eigenlijk een figuur die
los van Taco Zip ontstaan is. Eigenlijk was hij een gastster
in die strip. Luc Cromheecke: Het ging dus eigenlijk om een illegaal
optreden in die strip, eigenlijk hoorde die figuur daar helemaal niet
in thuis. Letzer: Ik had eigenlijk een advocaat moeten sturen,
maar ik heb het oogluikend toegestaan dat een andere scenarist ermee
aan de slag ging. Cromheecke: Het was natuurlijk ook vijftig procent
mijn figuur. Weet je, Plunk heeft nooit in de oorspronkelijke Taco
Zip, die in Robbedoes verscheen, gestaan. Die figuur is
erin gesukkeld tijdens de zesde maand van het verschijnen in De
Volkskrant. Dat moet ongeveer in 1990 geweest zijn. Hij is toen
binnen gevlogen met zijn vliegende sigaar en het was de bedoeling dat
hij na een week weer zou verdwijnen. Toch is hij nadien blijven hangen,
omdat het natuurlijk een heel attractieve figuur is en we merkten dat
we er heel veel mee konden doen. Zo is die erin blijven rondlopen en
is het uiteindelijk een andere Plunk geworden. In de nieuwe reeks komt
meer de echte, oer-Plunk voor. Oorspronkelijk is hij ook gemaakt voor
het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal in Brussel,
zo’n twintig jaar geleden. Ze hadden gevraagd om de afdeling merchandising
binnen hun tentoonstelling over hoe een strip gemaakt wordt, voor onze
rekening te nemen. We werden toen gevraagd twee pagina's te maken rond
een nepstripfiguur. Dat is dan Plunk geworden.
Het stond los van de Taco Zip-figuren? Cromheecke: Niet los, aangezien deze toen nog niet
bestonden. Letzer: Het was nog tijdens de Tom Carbon-periode. Cromheecke: Het was net omdat we toen met Tom Carbon
in Robbedoes stonden, dat men ons voor deze opdracht had gevraagd.
Merchandising leek hen wel iets voor de makers van Tom Carbon.
Ze wilden iets echt zots op die twee pagina's.
Lachen
jullie in de strip en de grappige photoshopmontages op de blog via de
figuur Plunk met al het marketinggedoe? Letzer: Het is de droom van elke auteur dat zijn figuur
in een poppetje wordt gegoten, dat er een pretpark aan gewijd wordt,
dat het wereldwijd gekend is. Net het feit dat het een droom is, vormt
het een mooie aanleiding voor ons. Cromheecke: De twee eerste pagina's uit het album hebben
we indertijd voor het museum gemaakt. Ik heb deze nu hertekend in mijn
huidige stijl, om meer aan te sluiten bij het nieuwe werk. Het vreemde
is dat die figuur nu nog even goed functioneert. Hij heeft die twintig
jaar goed overleefd. Het is dan ook eerder toevallig dat het nu een
stripreeks geworden is. Letzer: We hadden beslist om terug een stripverhaal
te maken omdat ik zelf meer vrije tijd kreeg en dus weer meer met strips
wilde werken. Bij Dupuis vroeg men of we nog werk in
aanbieding hadden. De nieuwe uitgever bij Dupuis (Collection Tous
Publics, de collectieloze albums in het Nederlands, mb) Benoit
Fripiat was een groot liefhebber van Tom Carbon. Het
was een samenloop van omstandigheden. Cromheecke: We hebben toen enkele pagina's van Ben
de Boswachter voorgesteld, samen met enkele scenario's die we voor
tv hadden gemaakt, voor het productiehuis van Zaki(Jacky Dewaele, oud-radio- en tv-presentator en
vader van de Dewaele-broers van 2 Many DJ's, mb).
Hij had ons in de beginjaren van VTM gevraagd een reeks
te creëren voor animatiefilms. Zo hadden we dan enkele scenario's
uitgetekend als een storyboard. Ze waren ook tekstloos. Dat waren grapjes,
eigenlijk opvolgers van animatiefilmpjes gemaakt door cartoonist Zak
indertijd. Ze wilden die gebruiken als filmpje tijdens het reclameblok,
gelijkaardig met die oude filmpjes van Loekie de Leeuw (de afgevoerde
leeuw uit het Nederlandse reclameblok, mb). Dat project is uiteindelijk
niet doorgegaan. Het was ook met Plunk en die storyboards hebben we
dan aan Dupuis voorgesteld. Ze waren tekstloos én hadden ook
geen kaders. Zo is dat ook gebleven. Fripiat was er meteen voor te vinden.
We hadden eerder al vaak met hem samengewerkt voor redactionele bijdragen.
Letzer: Het enthousiasme van de uitgever maakte dat
we natuurlijk zelf al meer in het project konden geloven. Hij stond
er volledig achter. Cromheecke: Het gebeurde dus op vraag van de uitgever
en hij bood ons een mooi contract aan voor vijf jaar. Daar hangt een
vaste publicatie in Spirou aan vast, liefst elke week. Ik werk
momenteel heel hard om dit tempo aan te houden. Indertijd maakten we
de grote fout dat we echte carotentrekkers(voor de Nederlandse
lezers: lanterfanters, mb) waren bij Tom Carbon.
Hebben jullie al reacties ontvangen op de publicatie in Spirou? Letzer: Voorlopig zijn we daar niet aan toe, er is
ook geen echte lezersrubriek meer in het blad. Dat wordt allemaal sterk
gefilterd. Cromheecke: Ik lees wel af en toe op fora op internet.
Het vreemde is dat je daar steeds extreme reacties krijgt van mensen
die het ofwel allemaal heel goed vinden, of bij wie je echt niets goed
kan doen. Bij Tom Carbon was dat gelijkaardig.
De humor in jullie strips lijkt erg 'Belgisch'? Letzer: Het probleem met Tom Carbon vroeger
was dat het publiek nog niet rijp was voor deze Belgische humor. Het
is immers een mengeling van absurde Angelsaksische humor met typisch
Belgische terroir. Nu wordt daar meer naar geluisterd en ook
meer gelezen. Cromheecke: Denk je? Ik hoop het. Destijds heeft Dupuis
zelfs even Gary Larson gepubliceerd, maar dat heeft
niet gewerkt. Misschien lag dat toen aan de vorm van cartoons. Letzer: Wij hebben nog een redelijke feeling met Frankrijk.
Cromheecke: Laurent is natuurlijk vlot tweetalig, een
echte Belg. Dat helpt ook.
Helpt deze tweetaligheid om te kunnen publiceren in Frankrijk? Cromheecke: Ik denk het wel, zeker voor de cultuur
die je ergens moet aanvoelen. We werken al twintig jaar voor Dupuis.
Laurent begrijpt erg goed de Franse manier van denken, die erg verschillend
is van de Belgische, de Vlaamse en de Hollandse. De communicatie gaat
veel vlotter, je staat sterker in de nuances. Wij zitten hier op de
rand van vele culturen, en dat maakt het boeiend. Letzer: Dupuis is eigenlijk ideaal geplaatst voor de
nieuwe Belgische strip, omdat het net heel internationaal georiënteerd
is. Cromheecke: We worden ook in Nederland geplaatst, in
Myx Magazine. En Noorwegen heeft vorige week kennis gemaakt
met Plunk. Het kan heel de wereld rond zonder vertaalproblemen.
Letzer: De Plunk is makkelijk te verkopen, deze reeks
van pagina's kan vlot in een krant of achterop een tijdschrift. Dat
maakt het heel wat eenvoudiger voor uitgeverijen.
Jullie publiceren zowel bij grote als kleine uitgeverijen. Merken jullie
grote verschillen tussen beide? Cromheecke: Er bestaan momenteel gewoon heel weinig
grote uitgeverijen, enkel Standaard Uitgeverij blijft
nog over in Vlaanderen. Het vreemde is dat de kleintjes als Bries
heel snel groter worden. Dat is vergelijkbaar met een uitgeverij als
L'Association (de uitgever van onder andere Persepolis
en Vallende Ziekte, mee opgericht door Lewis Trondheim
die er zijn eerste Kobijn publiceerde, mb) in Frankrijk, die ook
heel snel gegroeid is vanuit het niets. De markt is enorm veranderd.
Vroeger had je meer grote, vaste spelers die nu weggevallen zijn, bijvoorbeeld
een Big Balloon in Nederland. Kleine uitgeverijen pikken
nu heel wat strips op die bij de buitenlandse groten uit de boot vallen.
Het publiek verandert ook mee, dat zie je duidelijk aan het succes van
de stripspeciaalzaken, waar een heel specifiek publiek naartoe gaat.
Vroeger bestond dat veel minder, mensen die Christophe Blain
lezen en andere dergelijke buitenlandse strips. Er wordt veel geklaagd
dat het slecht gaat met de stripwereld, maar het gaat net heel goed,
dat zie je aan de opkomst van al die kleine uitgeverijen. Op zich is
dat een marktprincipe dat speelt. Letzer: Bij Dupuis zelf zie je ook zo'n verschijnsel
met al hun collecties die een ander publiek willen aanspreken, zoals
Expresso. Zij kunnen natuurlijk niet alles doen. Daarvan profiteren
natuurlijk weer de kleintjes. Cromheecke: Zo merk je dat de groten vaak weeral gaan
vissen in de auteursvijvers van de kleintjes, op zoek naar talent. Het
werkt zo in twee richtingen. Letzer: Bij een grote uitgeverij hangt er natuurlijk
ook een contract aan vast, wat werkzekerheid biedt. Dat kan een kleine
uitgeverij nooit bieden. Cromheecke: We werken ook voor een goeddraaiend tijdschrift.
Dat is een kans die in Vlaanderen niet meer bestaat. Letzer: Het aantal pagina's van Spirou is
ook naar 68 opgevoerd, en het blad bevat tegenwoordig heel wat oude
'brol'. Even terzijde, 'brol' is ook weer zo'n mooi Belgisch woord.
Die herpublicaties (van onder andere Baard en Kale, De Smurfen,
Guus Slim en anderen, mb) vind ik goed zodat de jonge lezer zich
wat kan baseren op wat er vroeger allemaal is geweest, de gouden periode
met Franquin en zo. Die formule werkt erg goed. Ben
de Boswachter, hoe zit het met deze reeks? Cromheecke: Met series weet je nooit. De figuren leven
ook op zich. Soms komen ze weer naar boven, dat heb je niet onder controle.
Zo kunnen we binnen twee jaar weer aan Tom Carbon beginnen
werken, daar valt niets over te voorspellen. Wat Ben de Boswachter
betreft, daaraan zijn we oorspronkelijk begonnen na Tom Carbon,
in 1997. Letzer: Door omstandigheden is Tom Carbon
toen bij Dupuis geëindigd. Dat gebeurde door herstructureringen.
De markt was toen volledig aan het veranderen. Cromheecke: Het was een kantelmoment, waarop de economie
in de stripwereld is binnengekomen. In de oude tijd van Robbedoes
waren tekenaars echte kunstenaars. We werden toen overal groots onthaald
met veel feesten erbij. Toen kwam de kanteling, waarbij de tekenaars
met marketing en verkoopscijfers om de oren werden geslagen. Ik herinner
me nog erg goed dat we ooit uitgenodigd werden door de uitgever in een
hotel in Brussel. Ondanks de grote verwachtingen bleek het echter een
bijzonder magere receptie 'op zijn Hollands'. We waren wel in goed gezelschap,
zoals wel meer in die tijden (Peyo, Franquin,
Morris). We werden binnen geleid in een zaaltje met
een overheadprojector. Vooraan stond zo’n plastronnenmens(voor de Nederlandse lezers: een kerel in maatpak, mb), die
de auteurs voor het eerst met verkoopscijfers confronteerde! Dat was
voordien onbestaand. Letzer: Dat heeft ons behoorlijk geïnspireerd
in het eerste Plunk!-album (Laurent toont de eerste bladzijde
waar op een prent een tabel van verkoopcijfers getoond wordt, mb).
Maar in het echt was de tabel in omgekeerde richting, recht naar beneden.
We werden geconfronteerd met het einde van de vette jaren. Een vroegere
directeur van de uitgeverij ging bijvoorbeeld elke dag van de week gaan
eten met een andere tekenaar. Er werd daar dus niets besproken, dat
was enkel drinken en eten, echt schandalig. Cromheecke: Het rare is dat die dommerik dan een fotograaf
liet komen die ons na het eten fotografeerde. Er is niets zo vies als
lege glazen en borden en dan met vetlippen en volledig voldaan op de
foto. Die foto werd de week nadien dan toegezonden als een herinnering
aan dat diner, echt decadent. Letzer: Zo iets is nu onmogelijk. Cromheecke: De wereld is ook volledig veranderd. Alles
is gestructureerd en gechronometreerd, kijk maar naar de situatie bij
De Post. Dat is overal zo, zelfs in de stripwereld.
Vroeger dacht ik dat een uitgeverij gewoon goede albums wilde uitbrengen.
Dat is een belachelijk idee, ze willen gewoon goed verkopen.
De reacties van lezers zijn ook vaak vol onbegrip bij het wegvallen
of niet verder vertalen van deze of die reeks. Cromheecke: Natuurlijk, dat zit allemaal in diezelfde
evolutie. Het moet geld opbrengen. En dat is erg spijtig, heel spijtig.
Vroeger werd er gewoon veel geld door deuren en vensters gesmeten. Men
teerde nog voort op die gouden jaren. Het goede was dat de topverkoop
van albums van een Guust of Robbedoes mee hielpen
om de minder verkopende reeksen boven water te houden. Nu wordt alles
meer berekend en vliegen minder verkopende strips veel sneller aan de
deur. Er is daardoor wel een armoede aan nieuwe producten. Er is te
weinig nieuws voorhanden om een blad als Spirou te vullen.
Na het einde van Tom Carbon is
er een periode van relatieve stilte geweest, tot de twee Carbon-albums
bij Bee Dee verschenen. Cromheecke: Na Tom Carbon zijn we met Ben
de Boswachter begonnen voor het Franse jeugdtijdschrift Astrapi.
Dat was toen een redelijk prestigieus en katholiek blad, met toptekenaars
als Charles Berbérian(co-auteur van Meneer
Johan, mb). Het was een onderdeel van Bayard Presse(de Franse Averbode zeg maar, mb). Wij waren
toen vereerd dat we voor hen mochten tekenen. Dat bleken erg moeilijke
mensen te zijn. Twee verhaaltjes verschenen er uiteindelijk, vooraleer
we weer slachtoffer van een herstructurering werden. Het lijkt nu wel
alsof wij daar altijd het slachtoffer van waren. We hebben toch wel
wat pech gehad in die zaken. Letzer: Dat vind ik niet. Cromheecke: Neen? Ja, anderzijds hadden we zonder die
zaken nu misschien nog Tom Carbon getekend. Letzer: De problemen bij Astrapi situeerden
zich niet rond de figuren an sich. Het was louter een geldkwestie. Er
was daar een lezerscomité waarin de ouders van lezertjes vertegenwoordigd
waren. Die vonden dat strips niet pasten in dat blad. Illustraties wekten
al gauw de achterdocht op, het waren 'maar' stripverhalen. Ben de
Boswachterwas wel een goede oefening om na Tom
Carbon aan de slag te blijven. Cromheecke: Zo hebben ze dan alle strips die niet conform
Bayard Presse waren eruit gegooid. Zo hebben we die verhalen dan uiteindelijk
kunnen gebruiken in het album bij Bries, maar voordien ook voor het
voormalige Suske en Wiske Weekblad. Die verhalen waren voor
mij dan weer goed als oefening op computerinkleuring.
En de twee Tom Carbon-albums bij Bee Dee? Cromheecke: Da's heel oud materiaal. Dat stamt uit
de tijd vóór we een albumcontract bij Dupuis hadden. Dat
is oermateriaal. Tannenbaum was zelfs een onafgewerkt verhaal
en Bee Dee heeft die zes laatste bladzijden betaald. Het is dan toch
leesbaar geworden en samen met Lunatoys gearchiveerd.
Nadien kwam dan de verzamelbundel en de
expositie rond Taco Zip in Haarlem. Heeft dat een nieuw publiek
aan de strip gegeven? Cromheecke: Ik ben opnieuw begonnen met Taco Zip
voor De Morgen. Dat was rond 2000, voor hun bijlage Metro.
Daar zijn we buiten gevlogen ten voordele van meer reclame in de krant.
Dan kwam Robbedoes met de vraag naar nieuwe stroken. Die gingen
toen overkop. Dan zijn de oude gebundeld en geëxposeerd. Nu is
er een ruzie met scenarist Gert Fritzgerald, dus die
samenwerking is beëindigd. Ik vond de bundel een geslaagd eindpunt.
Nu kunnen we met een verse start beginnen aan Plunk!. We moeten
werken aan continuïteit in Spirou en anderzijds aan voldoende
materiaal voor albums. Ik teken sneller en sneller. Dat komt ook door
de ervaring met Willy Linthout (die Roboboy schrijft
voor Luc Cromheecke, mb). Hij is echt een professional, die me
ook leert sneller en efficiënter te werken. Letzer: Luc is dan ook een perfectionist. Cromheecke: Dat ben ik altijd geweest. Ik heb nu een
gezin te onderhouden, dus dat speelt ook mee. Je kan gewoon meer geld
verdienen met het maken van publiciteit. Als je dan toch kiest voor
die strip en je hebt een contract, dan moet je daar honderd procent
voor gaan.
Laurent
is wellicht het minder gekende deel van het duo. Kan je ons wat meer
vertellen? Letzer: Ik heb toevallig tijdelijk de Nederlandstalige
woordvoerder van Marsu Productions gespeeld. Ik heb
dit tijdens de expositie van Franquin gedaan, samen met alle merchandising
rond Marsu.
Hoe zijn de reacties na de expo in Frankrijk
en België bij de organisatie? Letzer: De tentoonstelling in België had succes,
maar bijlange na niet het succes dat ze in Parijs had. Dat is ook wel
normaal, aangezien Brussel toch niet zo’n culturele stad is als
Parijs. Daar doet het publiek soms wel drie tentoonstellingen op een
dag. In Brussel heb je wel mooie ruimtes voor exposities en musea, maar
dat gaat zeker niet over een zelfde frequentie. Uiteindelijk was het
een succes, en ik vond het een eer voor alle bewonderaars van Franquin
dat wij die expositie naar onze hoofdstad hebben kunnen halen. Het is
een eerbewijs aan één van de grote meesters.
Bij onze redactie zitten er, zoals
wellicht bekend, een aantal grote Franquin-liefhebbers. Kunnen zij
uitkijken naar een permanent museum gewijd aan André Franquin?
Cromheecke: Dat zou een zeer goed idee zijn. Letzer: Ik denk dat er plannen bestaan, maar daar kan
ik nu niets officieel over bevestigen.
Zijn
er nog andere stripverhalen die je eerder maakte? Letzer: Neen, ik heb de strip eigenlijk altijd als
een uitlaatklep gebruikt voor mijn Dr. Jeckyll-leven. Ik had
immers een gewone job. Ik werkte in het Antwerpse havenwezen en nadien
voor een miljardair in Brussel. Mijn productie was dus eerder bescheiden.
Ik heb wel academie gevolgd (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
te Antwerpen, mb), samen met Luc. Ik teken mijn scenario's ook
steeds volledig uit.
Heb je plannen om zelf eens alleen aan
een verhaal te werken? Letzer: Ik heb dat vroeger wel gedaan, in enkele magazines.
Dat waren redelijk experimentele zaken.
Wat de scenario's betreft, is daar de verdeling
met Luc heel strikt of werken jullie er samen aan? Letzer: Vroeger gebeurde dat in overleg, nu doen we
dat meer gescheiden. Er gebeuren nog wel heel wat interacties, hij bemoeit
zich met mijn scenario en ik met zijn tekeningen. Onze manier van samenwerken
is gefinetuned. Cromheecke: Ik denk dat we een goed team vormen op
die manier. We voelen dat makkelijk aan.
Luc, is dat voor jou dan heel anders als
samenwerken met Willy Linthout? Cromheecke: Ik denk dat het anders is. Laurent is een
schoolvriend. Met Willy werken we samen voor een magazine van een Nederlandse
kinderuitgeverij (Malmberg). Dan is het doel echt dat
kinderen het leuk vinden. Bij de Plunk!, Tom Carbon of Ben
de Boswachter is het de bedoeling om een strip te maken die wij
zelf fijn om lezen en grappig vinden. Letzer: Samen met het grote publiek. Cromheecke: Ja, het moet inderdaad niet hermetisch
zijn. We willen vooral dat iedereen het kan lezen. Letzer: Er zijn zo heel wat zaken die we moeten laten
vallen, omdat we weten dat een volwassene of een kind die niet zal begrijpen.
Het is een vorm van zelfcensuur. Cromheecke: Ook bij het Plunk!-album hebben
we een dergelijk geval met de uitgever besproken. Er was een grap bij
met een opblaasbare pop. Volgens de uitgever zou een dergelijke grap
moeilijk kunnen liggen in Portugal, dus hebben we die pagina weggelaten.
Dat vinden we zeker niet erg.
Begin jaren negentig zijn er twee nominaties geweest voor Tom Carbon
op het stripfestival van Angoulême. Speelt die invloed nu nog
mee in Frankrijk? Cromheecke: Wij hebben al lang geen contact meer met
de Franse stripwereld sinds het stopzetten van Tom Carbon in
1996. Letzer: De mensen hebben wel de naam onthouden, dat
merk je wel. Cromheecke: Pas op, ik heb nadien wel gedurende vijf
jaar mogen meestemmen voor het toekennen van de prijzen in Angoulême.
Ik was heel vereerd. Ik heb vijf jaar lang elke keer Robert
Crumb voorgedragen en het laatste jaar is hij verkozen, dus
eigenlijk is dat toch een beetje dankzij mij. In het begin kenden ze
Robert Crumb helemaal niet. Zelfs toen hij uiteindelijk de Grote Prijs
won, kende nauwelijks iemand hem. Zo hadden ze van de uitspraak "Keep
on Truckin', down the line" nog nooit gehoord. Voor tekenaars
is dat toch vreemd. Zij kennen echt niets van wat buiten Frankrijk gebeurt.
Hebben jullie bepaalde voorbeelden of inspiraties
wat jullie humor betreft? Cromheecke: Ik ben altijd liefhebber geweest van Amerikaanse
cartoons, zeker van klasieke cartoonisten als Peter Arno,
Eldon Dedini of Sergio Aragonès.
Letzer: Ik ben eerder beïnvloed door het Belgische
surrealisme. Mensen als Marcel Broodthaers of René
Magritte. Daar zit al veel humor in. Op filmgebied mag ik zeker
Jacques Tati niet vergeten. De Plunk is ook een beetje
een alter ego voor een bepaalde manier van denken. Hoe zou het zijn
om op deze planeet rond te lopen als buitenaards wezen. De dingen anders
te bekijken, net als Tom Carbon dat eigenlijk deed. Cromheecke: Of Plunk eigenlijk een echt buitenaards
wezen is, dat weten we zelfs niet. Letzer: Hij komt aan en gedraagt zich als een buitenaards
wezen, als iemand die je op straat tegenkomt en waarvan je dan zegt
dat die een slag van de molen heeft. Hier woont zo iemand in de straat
en die is soms een hele dag bezig om met een schaartje het gras te knippen
op de stoep. Hij bekijkt alles dan steeds verwonderd van een andere
kant.
Op
Franse fora circuleerden een tijd geleden allerlei geruchten over auteurs
die een strip zouden maken voor de nieuwe collectie met Robbedoes-one-shots
bij Dupuis. Daar kwam de naam van Luc ook naar voor. Klopt daar iets
van? Cromheecke: Ik heb dat ook al ergens opgevangen. Letzer: Dat is allemaal best mogelijk. Ik zie Luc dat
best doen. Cromheecke: Zelfs al zou ik dat kunnen doen, wil ik
eerst ons huidig project afwerken. Weet je, dat is uiteindelijk toch
poenpakkerij. Ik vind het echt jammer dat tekenaars die zo veel talent
hebben als Frank Le Gall zo'n albums maken. Let wel,
Frank is een echt goede tekenaar, hij is trouwens een persoonlijke vriend
van ons. Als een uitgever iets dergelijks voorstelt, moet je als auteur
toch even flink nadenken. Je beseft nauwelijks hoeveel albums er wel
niet verkocht worden van zo'n album. Dat gaat over de honderdduizend.
Dat is een hoop royalties. Letzer: Luc is een echte kruisvaarder in de strip.
Hij wil pure kwaliteit brengen. Hij is een elitist in zijn vak. Cromheecke: Ik zal nooit iets tegen mijn zin tekenen.
Natuurlijk neem ik wel eens een opdracht voor een bedrijf aan, maar
dat zal ik nooit met mijn naam ondertekenen. Als je dat bij anderen
dan wel ziet gebeuren, dan voelt dat wat aan prostitutie. Letzer: Het is natuurlijk de zaak van de anderen. Enkel
zij weten waarom ze dit of dat wel of niet doen, natuurlijk. Uitgevers
proberen ook allerlei dingen, bijvoorbeeld de plaatprijs naar omlaag
te krijgen. De auteurs komen zo steeds meer terecht in de positie van
een bediende die opdrachten moet aanvaarden. Je bent zeker geen artiest
meer. Cromheecke: Dat is ergens ook typisch Plunk!
allemaal: die commercialiteit van alles. We hebben oorspronkelijk Plunk!
ook in die zin ontworpen: laat ons nu eens het stomste, meest debiele
figuurtje maken dat voor merchandising zou gemaakt kunnen worden. Oorspronkelijk
had hij nog een strik en gaten in zijn neus, zoals bij een gieter. Letzer: Ik herinner me nog dat je als kind eerst een
mannetje tekent vanuit de letters "ZOT", met zo’n belachelijk
hoedje. We dachten aan grote voeten en dan nog zo’n trechter op
de kop. Al die dwaze elementen hebben we in een shaker geschud, en zo
kwam er een figuur uit die echt niemand zou willen. Het is ook echt
een loser.
Dan
willen jullie via Plunk! toch ergens die plastronmannen
uitlachen? Cromheecke: Vooral de maatschappij die zo geworden
is. Het vreemde aan het fenomeen is dat nu dergelijke mannen ons product
moeten voorstellen. Het museum in Brussel werkt uiteindelijk zelfs mee.
In het begin stonden die zeer afkerig tegenover de Plunk!-strip.
Hun advocaten stonden al klaar, maar ze begrepen al snel dat we indertijd
geen contract getekend hadden en dat ze ons dus niets konden maken.
De komende tijd blijft Plunk!
elke week trouw op post in Spirou? Cromheecke: Zeker en vast. Op topsnelheid kan ik drie
pagina's per week tekenen. Laurent moet dat ook bijbenen, want scenario's
gaan ook niet zo snel. We proberen er ook echt goed over na te denken.
We werken aan elk detail. Ik stuur Laurent steeds de eerste schetsen
door, hij geeft daar commentaar op. We hebben vooral angst dat de lezer
een grap niet kan begrijpen door een technische fout van onze kant.
Zo herwerken we vele grappen nog tussen de Spirou-versie en
de uiteindelijke albumpublicatie.
Is die angst nog groter door het woordloze
karakter van de strip? Cromheecke: Absoluut. De lezer mag niet het effect
krijgen dat ze een woordloos boek aan het lezen zijn. Ik vind dat persoonlijk
erg vervelend, van die strips die per se woordloos zijn gemaakt
en die heel veel met symbolen werken. Soms begrijp je die symbolen ook
niet, omdat je uit een ander land komt bijvoorbeeld. Wanneer ik een
boek lees dat geforceerd tekstloos is gemaakt, dan heb ik het gevoel
alsof ik naar tv kijk, met het volume op nul. Daar word je gek van.
En ik hoop dat we dat met Plunk! niet doen. Letzer: Af en toe komen er natuurlijk wel woorden in
voor. Cromheecke: Iets intenationaals dan, in de stijl van
Mr. Bean. Soms zegt die ook iets in een soort gegrom, maar
meer ook niet. Iedereen begrijpt dat. Dat is natuurlijk commercieel
ingegeven. Als uw reeks niet of minder verkoopt, dan is het afgelopen.
Dat beseften wij vroeger niet. Letzer: We worden nu ook veel meer betrokken bij de
productie en de verkoop. Cromheecke: De binding met de uitgever is veel groter.
We kunnen nu veel meer ook over het inhoudelijke spreken. Dat is belangrijk.
Letzer: We worden in alles grondig geïnformeerd
en mee betrokken. Het gaat er gewoon veel professioneler aan toe.
Hoe is de situatie van Spirou
in Frankrijk? Verkoopt dat goed? Cromheecke: Eigenlijk het omgekeerde van Robbedoes.
Het verkoopt alleen maar beter. Ze zitten nu rond de 100.000 exemplaren,
het derde blad na Mickey en PIF Gadget. Letzer: Ook in Brussel en Wallonië loopt Spirou
erg goed, het wordt ook goed aan de man gebracht. Cromheecke: Er zit een nieuw en jong team achter. Die
zijn erg enthousiast bezig. We hebben er bijzonder veel contact mee.
Dupuis beschouwt Spirou ook als een laboratorium voor stripmakers.
Ik denk dat dat heel belangrijk is dat zo’n grote uitgeverij toch
nog altijd een soort van researchfunctie heeft. Letzer: Dingen als Nelson of Mooie Navels,
die je nergens anders zag. Cromheecke:
We willen zeker meegeven dat op zes juni een speciaal Plunk!-nummer
van Spirou verschijnt (nog een paar dagen te koop!, mb).
Natuurlijk veel Plunk! en ook gratis stickers erbij. Het is
heel belangrijk dat de lezers dat weten, ze moeten zeker Spirou
kopen! Het is ook allemaal tekstloos dus de Nederlandstaligen hoeven
er niet mee in te zitten. Het gaat een heel speciaal nummer worden.
Ook de site van spirou.com
wordt aangepast voor deze gelegenheid. Letzer: Er komt een promotiefilmpje
voor het album op de site. Cromheecke: Elke strip heeft tegenwoordig zijn trailer.
Dat is in Frankrijk redelijk belangrijk. We hebben daarvoor ideeën
gegeven, en dan wordt dat uitgewerkt. We worden daar niet nauw bij betrokken,
maar dat is ook niet nodig. We zijn al heel blij dat er dergelijke dingen
gebeuren rond ons album. Je kan ook niet alles onder controle houden.
Een eerste album van Plunk! ligt sinds 6 juni
2007 in de winkel.