INTERVIEW
met KEN BROEDERS
— 23 december 2006 —
© De Stripspeciaalzaak • Peter D'Herdt
© afbeeldingen: Ken Broeders
Dit interview is eigendom van De Stripspeciaalzaak en mag in geen geval herplaatst of gekopieerd worden zonder voorafgaande afspraak met de auteur van deze tekst.
> Contact < |
Het is een zonnige herfstdag, wanneer we Ken Broeders oppikken aan het
station en met hem naar ons geheime onderduikadres rijden. De tekenaar/schrijver
heeft net zijn knappe bijdrage aan de Classix-reeks, Cyrano
(die in januari 2007 bij Standaard Uitgeverij verschijnt) afgewerkt
en maakt even tijd voor ons. Die tijd vullen wij dan maar dankbaar met
het peilen naar 's mans hersenspinsels...
INTERVIEW KEN BROEDERS:
"Een dubbelganger
mag altijd bellen!"
Ken Broeders (links) in gesprek met interviewer Peter D'Herdt
We hebben niet zoveel informatie over jou kunnen vinden op het wereldwijde
web, naast de droge biografische gegevens. En als we het goed hebben,
zijn wij de eersten die jou interviewen.
Dat is niet helemaal waar. Zozolala en Stripschrift
zijn jullie eigenlijk al voor geweest. Maar dat was nog ten tijde van
Tyndall.
Dus we zijn toch de eersten die iets mogen
vragen over Voorbij de Steen en Cyrano?
Ja, die primeur wil ik jullie nog gunnen. (lacht)
Fantastisch! Vermits we dus nog niet zoveel
zijn te weten gekomen, vragen we het maar rechtstreeks aan jou. Zo lazen
we dat je van kindsbeen af al een boekenwurm was. Was je dan ook al
tekenaar?
Ja. Als kleine jongen kribbelde ik de binnenkant van de kaften van mijn
Suske en Wiske-albums vol met prentjes en tekeningen. Je kan
eigenlijk zeggen dat ik van mijn vierde tot nu altijd heb gelezen en
getekend. Mijn eerste 'officiële' stripverhaal heb ik gemaakt toen
ik in het eerste middelbaar zat. In potlood, aan elkaar geniet,...
...en op één exemplaar?
Ja, en niet verkocht! Ik heb het album trouwens nog altijd. Ik denk
niet dat er nog veel gevolgd zijn nadien, want ik ben dan plastische
kunsten beginnen volgen, waar ik me genoeg kon uitleven in het tekenwerk.
Na je middelbare school ben je naar Sint-Lucas
gegaan om toegepaste grafiek te studeren. Was dat met de bedoeling om
striptekenaar te worden?
Eigenlijk wel. Ik volgde plastische kunsten aan het lyceum in Antwerpen.
En daar was eigenlijk een soort oorlog aan de gang tussen mezelf en
de leerkrachten, omdat ik in elke opdracht die ik kreeg een monster
verwerkte. Ze verzonnen op de duur zelfs opdrachten waarbij het bijna
onmogelijk was om nog een monster te tekenen. Het werd echt een uitdaging
voor mij, een soort strijd tegen titanen. Dan moesten we bijvoorbeeld
een ijscoupe tekenen in pointillisme, maar dan kwam bij mij toch nog
één of andere ork tussen die ijsbollen loeren (lacht).
Ik ben dan uiteindelijk naar Sint-Lucas gegaan, omdat daar in de brochure
stond: "toegepaste grafiek – striptekenen".
Was je een goeie student?
Ik was eigenlijk vooral een 'afwezige' student. Ik was wel altijd enorm
bezig, maar het week steeds af van de eigenlijke opdracht. Of ik werkte
zo snel mogelijk een opdracht af, om nadien met mijn eigen ding bezig
te kunnen zijn. Een aantal leerkrachten steunden mij daarin, maar het
overgrote deel was daar toch niet zo gelukkig mee... Strips tekenen
was ook niet het meest voor de hand liggende beroep, toen. Ik heb de
indruk dat dat nu al wat verbeterd is.
Heb je Luc Van Peborgh eigenlijk op Sint-Lucas
leren kennen?
Nee, ik heb Luc leren kennen tijdens een signeersessie op Fantasy
World. Dat werd toen in Antwerpen georganiseerd door een 'fantasywinkel',
de Lonely Mountain. Ik had toen net een stripverhaal
afgewerkt voor Sint-Lucas...
Was dat je eindwerk, dat zich al afspeelde
in de wereld van Tyndall?
Nee, het was twee jaar voor mijn eindwerk. Ik zat daar met mijn tekeningen
en kreeg nogal wat respons. Mensen die voorspelden dat ik met mijn tekeningen
miljonair zou worden en andere flauwekul (lacht). Luc Van Peborgh
was er ook. Hij vertelde me dat hij wel eens wat verhaaltjes schreef
en dat we, als ik interesse had, misschien eens konden afspreken. En
zo zijn we op een dag aan Tyndall begonnen.
Voorbij
de Steen
Als we de verkoopcijfers van een van onze deelnemende winkels bekijken,
dan zien we dat het laatste deel van Voorbij de Steen de derde meest
verkochte strip in de maanden juli en augustus was.
Amai...
Doet dat jou wat?
Doet dat mij wat... (denkt na) Ik vind het wel plezant om te
weten dat mensen het blijkbaar goed vinden. Weet je, ik vind het absoluut
niet erg om een beetje geïsoleerd te zitten, ik ben min of meer
een semiprofessionele kluizenaar. Maar soms is het wel wat lastig om
te weten wat er leeft in de stripwereld, zowel naar andere stripreeksen
als naar lezers toe. Eigenlijk is het wel een beetje een raar gevoel:
wat ik bij mij thuis aan mijn tekentafel teken, wordt gelezen door bijvoorbeeld
iemand in Duitsland.
Of zelfs in Denemarken!
Ja. (lacht) Je stelt je dan zo van die ondergesneeuwde dorpjes
voor zoals in Voorbij de Steen, waar zo iemand thuiskomt en
in mijn albums begint te lezen: dat is eigenlijk best bizar. Het helpt
ook tegen de onzekerheid. Om de zoveel weken, heb ik wel eens het gevoel
dat ik ongelooflijk slechte dingen maak en dat ik er beter mee zou stoppen.
Het doet dus goed om te horen dat er mensen zijn die mijn verhalen blijkbaar
kunnen appreciëren, ja.
Zijn er mensen die je werk nalezen voor
de publicatie? En hou je rekening met hun feedback?
Ja, mijn vrouw. En mijn ouders. In eerste instantie verdedig ik me wel
tegen elke opmerking die gegeven wordt. Zo van "nee, nee, dat moet
zó, je ziet het verkeerd...". Maar soms verander ik het
achteraf dan toch (lacht). Meestal niet hoor, omdat ik mijn
personages ken en beter weet wat er in hen omgaat.
Ik krijg wel eens de opmerking dat er meer erotiek in mijn werk zou
moeten zitten. Maar ik vind dat ik bijvoorbeeld Alani niet in haar blootje
kan afbeelden, tenzij het functioneel voor het verhaal is. Dat dwergenras
is heel conservatief en rechtschapen, met strenge Victoriaanse normen,
en dan is het een beetje stom om daar plots iemand met blote borsten
te laten rondlopen. Ik ben daar ook erg koppig in, hoor. Ik doe meestal
mijn zin.
Wat ons opvalt in Voorbij de Steen, is
dat er duidelijk een aantal invloeden tot uiting komen. De sfeer is
bijvoorbeeld erg Tolkien-achtig. Ben je een Tolkien-fan?
Ik heb die boeken al een paar keer gelezen, maar ik ben niet echt een
doorgedreven fan. Ik vind die boeken wel goed, net als Star Trek
of Star Wars, maar ik ben niet in die mate een fan dat ik Klingon
kan spreken of dat ik In de Ban van de Ring in het Sindarijns
kan opzeggen. Ik vind wel deels inspiratie in fantasyverhalen, maar
ik haal toch vooral de mosterd uit de geschiedenis. Een voorbeeldje:
de relatie tussen Koning Langneus en Langostret vertoont heel wat gelijkenissen
met de verhouding tussen Robert E. Lee en James
Longstreet in de Amerikaanse Burgeroorlog. Vandaar ook de link:
Longstreet en Langostret. Voor de meeste mensen is het gewoon een leuke
dwergennaam, voor mij is het een van die vele achtergronden die ik op
een verwrongen manier heb verwerkt in het verhaal. Ik denk ook dat Voorbij
de Steen eerder een sword and sorcery-verhaal is dan een
fantasyverhaal. Ik neem natuurlijk het risico dat mijn reeks met Tolkien
wordt vergeleken, maar ik probeer toch ook een beetje te verrassen,
door middel van een verhaalwending, een grappige dialoog,... (wijzend
naar de Schijfwereld-verzameling van uw dienaar, pd'h) Dat is toch
Terry Pratchett? Die vind ik ook grappig. Al vind ik
dat het toch ook serieus moet blijven. Dat vond ik ook zo straf aan
Peter Jacksons verfilming van Lord of the Rings:
dat hij het ernstig durfde te nemen. Dat is niet zo vanzelfsprekend.
Kijk maar naar Lanfeust. Er is niets op tegen om fantasy op
een grappige manier te brengen, maar het is zoveel moeilijker om het
op een serieuze manier te vertellen. Het leent zich makkelijker tot
karikaturale voorstellingen en clichés. De uitdaging is om die
wereld zelf serieus te nemen.
Wat vind je van de kritiek dat er teveel
personages in Voorbij de Steen rondlopen? Is dat ook iets dat je van
Tolkien hebt opgepikt?
Niet speciaal. Het is iets wat ik eigenlijk niet in de hand heb, iets
wat groeit. Een aantal gebeurtenissen schrijft gewoon zichzelf. Het
ene komt voort uit het andere.
Ik kan mij best voorstellen dat het niet zo simpel is om in te pikken
bij bijvoorbeeld deel 3 van Voorbij de Steen. Maar dat geldt
voor heel wat reeksen. Mijn eerste Thorgal-strip was Alinoë
en daar deed Thorgal zelfs amper in mee.
Wat mij betreft, ik probeer toch de lezer een eind op weg te helpen
door de belangrijkste personages voor te stellen op het schutblad.
Zijn jouw overgangen tussen twee scènes
een invloed uit de filmwereld? Het komt soms erg filmisch over.
Dat komt vooral doordat het verhaal zich zo afspeelt in mijn hoofd.
Als ik die scènes teken, dan zie ik ze zo. En dan hoor ik ook
de geluiden. Ik hoor de waaiende wind of pratende personages.
Ben je ook wat film betreft, vooral beïnvloed
door fantasy of science fiction? Of ook door pakweg een Shawshank
Redemption?
Ik kan alle genres appreciëren. Weet je, met films is het zo een
beetje hetzelfde als met strips. Als je een vlotte avonturenfilm wil
maken, kan je uitkomen bij een Raiders of the Lost Ark óf
bij een Tomb Raider. Ze bevatten dezelfde elementen, maar toch
is het ene een meesterwerk en is het andere maar niets. Jaws
is ook maar een monsterfilm, maar wel een van de beste films aller tijden.
Zo was het ook een beetje met Voorbij de Steen. Ik wou gerust
iets Tolkien-achtigs maken, met dwergen en zo. Maar het moest een Raiders
of the Lost Ark zijn en géén Tomb Raider.
Ken Broeders maakte met beschilderde isomoplaten de decorstukken voor een tentoonstelling in de Brugse bibliotheek De Biekorf over het door John Howe (rechts) geïllustreerde boek De Verlaten Stad
Raiders of the lost Ark wordt
natuurlijk ook een beetje gedragen door de acteurs, niet? Over acteurs
gesproken, Demer lijkt wel wat op jou. Was dat de bedoeling?
Zeker niet bewust. Al zei John Howe (illustrator
die mee hielp de look van de The Lord of the Ring-films te bepalen,
pd'h) me net hetzelfde. Maar zijn versie van Gandalf lijkt ook
op hem hoor (lacht). Ik begin me wel meer en meer te realiseren
dat Demer qua karakter op mij lijkt. Hij zit in een wereld die hij niet
begrijpt en zo voel ik me ook af en toe. Op een signeersessie voel ik
me bijvoorbeeld niet altijd in mijn sas. Maar ik doe altijd mijn uiterste
best om van de eerste tot de laatste tekening origineel, nauwkeurig
en verzorgd te werken.
Nog een laatste vraag over invloeden in
Voorbij de Steen. We vonden een "pony" als naam voor
een katapult en de bijhorende uitleg wel knap gevonden. Een eigen uitvinding?
Niet helemaal. Het is eigenlijk een Romeins wapen. Ze noemden dat toen
een "onager", wat "wilde ezel" betekende, omwille
van de venijnige terugslag. Maar dwergen hebben helemaal geen ezels,
ze kennen wel pony's, dus ik dacht: misschien noemen ze zo een machine
dan een "pony". Niet elke term uit Voorbij de Steen
komt uit de geschiedenisboekjes, hoor. Sommige dingen vind ik ter plekke
uit en die helpen dan mee om die wereld verder te fantaseren. Ik vind
dat zelf plezant, maar ik probeer er de lezer zo weinig mogelijk mee
lastig te vallen. Het is niet essentieel om te weten dat een "cartani"
15 soldaten onder zich heeft, maar het draagt wel bij tot het totale
beeld dat je krijgt van een gefantaseerde wereld.
Je kan elk album als het ware op twee snelheden
lezen?
Ja, een vlugge hap op het toilet of een hele avond in de zetel. Het
kan allemaal! Ik amuseer mij ook wel met het toevoegen van kleine details
en verwijzingen, zoals (begint te bladeren)... Hier! (wijst
naar het plaatje onderaan rechts van pagina 42 van deel 3, pd'h)
In deel 2 offert Fratagh één van zijn gezellen op om te
ontkomen. En hier zie je het hoofd van die dwerg dat als een soort trofee
rond de nek van die ghruul hangt. Ik vind het wel plezierig voor mezelf
om dergelijke zaken in mijn verhalen te verwerken.
Je had het daarnet al over John Howe. We
herinneren ons een signeersessie in Brugge, waar je samen met hem aanwezig
was. Hoe was die ervaring voor jou, als fan van zijn werk?
Het was wel een rijke ervaring, ja. Ineens zit jij daar aan tafel met
iemand van wie je al vijftien jaar fan bent, iemand die je werk ontegensprekelijk
beïnvloed heeft, zonder dat hij dat zelf weet.
Heeft hij je tips gegeven?
Ja. Niet op tekengebied natuurlijk, want hij zag dat dat niet meer nodig
was (ironisch lachje)... Nee, hij heeft me wel wat tips gegeven,
voornamelijk over hoe je moet omgaan met de uitgeverswereld. En hoe
je je eigen werk moet benaderen. Vooral op dat punt waren er wel veel
gelijkenissen. Ik moet zeggen, naast zijn ervaring viel me ook zijn
berusting op. Op die tentoonstelling in Brugge was er bijvoorbeeld een
tekening van hem die in twee was gescheurd. Toen ik hem vroeg hoe dat
kwam, zei hij schouderophalend dat hij ze zo had teruggekregen van de
uitgever. Als je ziet dat zoiets bij zo’n grote naam kan...
Je
deed zelf ook al wat illustratiewerk voor een aantal leesboeken. We
konden er surfend op het wereldwijde web twee scoren, maar je hebt er
ongetwijfeld al meer op je palmares staan?
Ik heb toch al een tiental boeken geïllustreerd, ja.
Voor deze (Remedie tegen Verraad)
kreeg je zelfs een compliment van de recensent.
Ja, dat doet me wel wat. Het is prettig om te ontdekken dat het mensen
opvalt wat ik heb gedaan. Er is ook een reeks over een zekere Sister
Fidelma, een kloosterlinge die allerlei misdaden oplost, geschreven
door een archeoloog. Het speelt zich af in de zevende eeuw, ook een
periode die me heel sterk interesseert. Ik moest er een Keltisch dorpje
voor schilderen. Toen die schrijver/archeoloog het zag, zei hij dat
het volledig correct was. En dat doet mij plezier. Je hebt mensen die
dit of dat knap getekend vinden, maar als iemand ook de details juist
vindt, dan doet me dat wel iets. Ik probeer soms ook op die details
te letten. Zelfs bij dwergen. Ik heb boekenkasten vol met boeken over
dwergen, elfen,... En ik probeer dan ook kleren, schoenen,... zo correct
mogelijk weer te geven volgens de conventies.
In de laatste Voorbij de Steen
verwijs je naar Tyndall. Is dat hetzelfde Tyndall
van je andere stripreeks?
Ja, Tyndall is een continent in dezelfde wereld als de wereld
van Voorbij de Steen. Het was zelfs de bedoeling om beide verhalen
uiteindelijk in elkaar te vlechten, want Rheyn uit Voorbij de Steen
is eigenlijk een voorvader van Fynn uit Tyndall.
Hoe zit het eigenlijk met Tyndall?
Er was een synopsis voor een tiental delen. Toch geen ruzie gehad met
Luc Van Peborgh?
Tien à twaalf delen waren er gepland, ja. Het is eigenlijk zo
dat ik met Voorbij de Steen meer kon verdienen, omdat ik alles
zelf deed. Voor Tyndall deed ik ook een heel groot stuk, Luc
zorgde vooral voor het herstructureren, het anders in elkaar zetten
van de zinnen,... De stap naar àlles doen, zoals voor Voorbij
de Steen, was eigenlijk vlug gezet. En Tyndall heb ik
dan op hold gezet. Zonder dat daar ruzie over gemaakt is. Het
is nog altijd zo: als ik Luc twee jaar niet heb gezien en ik zie hem
op een dag terug, dan is het alsof we elkaar gisteren nog gesproken
hebben. Hij is nog altijd typisch het tegenovergestelde van mij: veel
lawaai (lacht).
De
toekomst
Binnenkort verschijnt bij Standaard Uitgeverij
Cyrano in de Classix-reeks. Heb je zelf voor dat toneelstuk
gekozen?
Ja. Ik kreeg een lijst waaruit ik een werk kon kiezen en ik heb voor
Cyrano gekozen omdat ik het verhaal goed kende én omdat
het zich afspeelde in de zeventiende eeuw, een tijd waarin ik mij goed
thuisvoel.
We
vonden het vooral vreemd dat je niet voor De Drie Musketiers was
gegaan, gezien de duidelijke verwijzingen in Tyndall.
De Drie Musketiers had ik natuurlijk nog liever gedaan, maar
niet in één enkel album. Je hebt De Drie Musketiers,
je hebt 20 Jaar Later en je hebt De Burggraaf van Bragelonne
en als je dat allemaal samen wil vertellen, kan je gerust een reeks
van 25 albums vullen. Het zou niet alleen moeilijk zijn, het zou eigenlijk
zonde zijn. Mijn droom is om daar ooit nog eens een stripreeks over
te maken. Het verhaal heeft zoveel facetten, het wordt ook vaak onrecht
aangedaan, bijvoorbeeld in een aantal verfilmingen. De films met Michael
York (The Three Musketeers en het vervolg, The Four Musketeers,
verschenen in het midden van de jaren zeventig met klinkende namen als
Oliver Reed, Charlton Heston, Christopher
Lee en Raquel Welch in de hoofdrol, pd'h)
waren ongetwijfeld de beste.
Het viel ons ook op dat je in Tyndall
een stripversie van Oliver Reed liet meespelen.
In Cyrano doet Michael York ook mee. Maar wat ik wou zeggen:
die twee films geven wel min of meer de geest van de boeken weer, maar
wat me telkens opvalt: in de boeken is die strijdkreet "één
voor allen, allen voor één" erg ironisch bedoeld,
zelfs sarcastisch. Die drie musketiers zijn altijd berooid en komen
altijd eten op de kosten van d'Artagnan, wiens beurs in het begin wel
rijk gevuld is. Tot ook het geld van d'Artagnan op is. Er zit zoveel
meer cynisme in dat verhaal. En dat zou ik graag in de stripversie willen
stoppen.
Het gesprek loopt stilaan ten einde, wanneer we Ken Broeders vragen
wat zijn toekomstplannen zijn. Wat volgt, is een waterval van ideeën
met verhalen die zich afspelen in de Romeinse tijd tot en met de zeventiende
eeuw, het ene nog origineler dan het andere. Als we opmerken dat hij
zoveel ideeën heeft, dat hij beter af en toe wat werk zou uitbesteden
aan een andere tekenaar, zucht hij.
Werk je niet graag samen?
Ik wil heel graag nog eens samenwerken met een andere scenarist of een
andere tekenaar. Maar ik ondervind vaak dat ik alles liever zelf doe.
Het verhaal verzinnen, uittekenen, zelfs inkleuren: ik doe het allemaal
liefst zelf. Soms is dat wel wat lastig hoor, als je met een probleem
zit, of een impasse in een verhaal. De beste oplossing is dan vaak om
het een dagje te laten rusten en er de volgende dag op terug te komen.
Maar dat lukt me niet altijd. Ik leef voor mijn verhalen en ik heb het
vaak erg moeilijk om ze los te laten. Maar als er op een dag een dubbelganger
opduikt, die hetzelfde kan en op dezelfde manier denkt als ik, mag hij
me gerust eens bellen! (lacht)
>
PETER D'HERDT — 23 december 2006
|