IN MEMORIAM: JEAN ROBA
— 16 juni 2006 —

© De Stripspeciaalzaak • David Steenhuyse
© afbeeldingen: Jean Roba - Dupuis/Dargaud
Dit artikel is eigendom van De Stripspeciaalzaak en mag in geen geval herplaatst of gekopieerd worden zonder voorafgaande afspraak met de auteur van deze tekst.
> Contact <

Op woensdagavond 14 juni 2006 overleed Jean Roba, auteur van de beroemde jeugdreeks Bollie en Billie. De succesvolle carrière van deze Belgische tekenaar kent vele hoogtepunten. We zetten alles op een rij en vullen het aan met minder bekende creaties, feiten, anekdotes, enzovoort. Onderstaande gegevens komen allemaal uit het overzichts- en interviewboek Roba
(Philippe Cauvin — uitgeverij Toth, 2005)

Een jeugd vol tekenen
Jean Roba wordt geboren op 28 juli in Schaarbeek. Al snel verhuist het gezin naar de buitenwijk Molenbeek-Saint-Jean ten oosten van de Brusselse stadskern waar toen nog koeien in weien graasden. Hij leert er wat Nederlandse woorden van Vlaamse kinderen waarmee hij op straat cowboy en indiaan speelt. Zijn vader is bediende in een Brusselse firma, zijn moeder blijft aan de haard. Hij is de jongste van drie, maar eigenlijk is hij de overlevende helft van een tweeling. 24 uur nadat hij ter wereld komt, volgt zijn broer. Drie maanden later overlijdt hij.
Al in zijn prilste jeugd lijkt hij met het potlood in de hand geboren te zijn. Buren komen zijn ouders vertellen dat hij gouden handen heeft, maar een schooljuffrouw komt hen waarschuwen voor een vreemde vorm van tekendyslexie. Op z'n derde levensjaar begint hij bijvoorbeeld een boot onderaan de pagina te tekenen met de lucht, de meeuwen, de schoorstenen en vervolgens de boot, de zee en de golven. Hij tekent ondersteboven omdat hij naar eigen zeggen de wereld observeert met zijn hoofd tussen zijn benen terwijl hij tekent. Hij is er later trots op als hij ontdekt dat de schilder Pieter Bruegel hetzelfde stadium doorloopt in zijn jeugd.
Zoals zovele kinderen in die tijd, raakt hij verwonderd door de tekenfilm Sneeuwwitje (1937) van Walt Disney en wil daarom graag animator worden. Ook voor Jef Nys betekent deze animatiefilm een belangrijke aanleiding voor zijn tekencarrière.
Op zijn tiende marcheren de nazi's binnen. Voor kinderen is het een spel: de uniformen, de overvliegende vliegtuigen (die de wijk waarin hij woont telkens sparen bij hun bombardementen), de voertuigen,... Roba schept er genoegen in om alles te tekenen wat hij ziet passeren. Tientallen Messerschmitts en Spitfires vertrouwt hij toe op papier. Op zijn elfde woont hij al avondlessen tekenen bij op de Academie van Schone Kunsten in Molenbeek. Hij leert er onder andere tekenen naar levend model, schilderen, plaasterwerk, zelfs modetekenen waar hij na de bevrijding zijn eerste vrouw leert kennen.
Op school toont hij zich ontsteld waarom medeleerlingen wél in hun bruine uniform van de Hitlerjugend mogen komen, terwijl het hem en zijn andere scoutsvrienden verboden is het scoutsuniform te dragen. Hij ziet er ook de gele jodensterren op de kledij van andere leerlingen opduiken. Leerlingen die later voorgoed zouden verdwijnen.
Na de oorlog keert zijn oudste broer Paul na gevangenschap in Nederland terug naar het ouderlijke huis en André vanuit Frankrijk waar hij zich terugtrekt tijdens de oorlog.
Op school ontraden zijn leraars op de katholieke school het tekenen, ook al omdat hij teveel moeite heeft met wiskunde. De lessen tekenen vervelen 'm dan weer omdat hij niets anders moet doen dan heiligenportretten tekenen. Omdat hij al eens een Heilige Maagd niet wil tekenen zoals het volgens zijn leraars hoort, krijgt hij een dikke nul.
Hoewel hij voldoende strips leest denkt hij nog niet aan het zelf tekenen van stripverhalen. Hij zou liever illustraties maken. Als jonge knaap maakt hij een afspraak met Jean Dratz, hoofdredacteur van het stripblad Bravo. Roba is nog te jong om te kunnen publiceren. Hij heeft nog veel te leren.
Op zijn vijftiende wil hij stoppen met school om te kunnen werken bij een glasraamschilder. Hoogtevrees weerhoudt 'm van een bloeiende carrière als glasraamschilder. Vervolgens komt hij aan de bak bij een fotograaf waar hij negatieven en foto's retoucheert. Nog een paar maanden later begint hij op een fotogravure in Brussel dat onder andere belangrijke kunstboeken uitgeeft. Voor hem is het allemaal een leerschool om verschillende technieken en vaardigheden onder de knie te krijgen. Het is in deze fotogravure dat hij begint te illustreren: een advertentie, een affiche, een folder in gouache, aquarel, gewassen tekening,... Hij tekent tot hij in het leger moet, een anderhalf jaar lang. In het leger heeft hij twee jobs: motorrijder en decorateur van de kantine.

Start in de reclame
In 1950 zwaait hij uit het leger. Eind 1951 is hij al getrouwd en heeft een zoon, Philippe. Hij zoekt freelancewerk als publiciteitstekenaar. Omdat reclamefotografie nog niet zo sterk is ontwikkeld, is er veel vraag naar goede reclametekenaars. Veel andere tekenaars (zoals Berck en Vance) starten hun carrière in deze branche. Bij Studio Creas, gespecialiseerd in publiciteitstekeningen, vindt hij in 1952 werk. Sterker zelfs, hij wordt er chef over vier tot, later, zes werknemers. Gedurende zes jaar ontwerpt hij vol genoegen en met veel succes bij zijn klanten affiches en folders (bijvoorbeeld voor het schoenpoetsmerk Ça-Va-Seul: zie hierboven). Vandaag zouden we zijn functie omschrijven als art director. Later wordt hij ook chef van een ander atelier waardoor hij maquettes ontwerpt voor beursstanden en winkeletalages.
Maar aangestoken door B-westerns in de cinema en films zoals De Drie Musketiers kan hij het virus om grappige mannetjes te tekenen amper overwinnen. Zijn mappen puilen uit van de losse schetsen en kleine verhaaltjes.
Een collega vindt ze formidabel en hij brengt Roba in 1957 in contact met Maurice Rosy, artistiek directeur bij Dupuis voor het weekblad Robbedoes/Spirou en de toenmalige tekenaar van de gevangene Jaap. Rosy houdt ook wel van Roba's tekeningen en geeft 'm een opdracht. Roba moet een kerstverhaal illustreren (zie afbeelding), geschreven door Peyo (De Smurfen, Johan en Pirrewiet).
Overdag tekent hij op de Studio Creas en 's avonds tekent hij thuis talloze, meestal realistische illustraties voor diverse bladen van uitgeverij Dupuis. Eigenlijk tekent hij voor het agentschap World Press dat zijn tekeningen doorverkoopt aan Dupuis. Door tussenkomst van World Press tekent hij in 1958 de twee verhalen van Oom Wim De Dappere Chauffeur en Hoe Troje aan het Licht Kwam (in inkt gezet door Eddy Paape onder het gezamenlijk pseudoniem Robeddy) en realistisch getekende illustraties voor het tijdschrift Bonnes Soirées. Nog steeds voor dezelfde uitgeverij illustreert hij educatieve albums.

Met dank aan Franquin
Op een avond verzamelt een bont gezelschap van tekenaars in het huis van Peyo waar Roba na die avond belangrijke beslissingen neemt voor de rest van zijn carrière. Maurice Tillieux, André Franquin, Joseph Gillain (Jijé), Victor Hubinon, Morris, Marcel Remacle, Michel Tacq, Jidéhem en nog enkele anderen zijn present voor een vrolijk samenzijn waar Peyo zo van houdt. Roba verneemt er dat Franquin onder het vele werk gebukt gaat. Kort daarna belt Franquin Roba op om hem te vragen een handje te helpen. Aan de Franse krant Le Parisien Libéré moet hij aparte verhalen van Robbedoes en Kwabbernoot leveren. Om op het verzoek in te gaan moet Roba een goedbetaalde job opgeven voor een onzeker bestaan als striptekenaar. Maar met Studio Creas regelt hij dat hij zes maanden lang 's morgens bij hen werkt om 's namiddags bij Franquin te kunnen tekenen, waar ook inkleurder Jean Verbruggen en trouwe medewerker Jidéhem werken.

Als cotekenaar (want zo wordt hij terecht vermeld op de covers van de albums) tekent hij de decors, alle nevenpersonages en dieren van de verhalen Tembo Taboe (zie afbeelding hierboven), Robbedoes en de Bobbelmannen en Robbedoes en de Miniatuurtjes. Franquin beperkt zich tot het in potlood tekenen van de hoofdpersonages en verbeteren van Roba's tekeningen waar nodig. Hier leert Roba pas wat tekenen is, inkten, werken met licht en schaduw, hoe een verhaal in beeld te brengen, duidelijkheid in tekeningen,... Hij geniet ook van de geestige sfeer op de studio. Greg, Will, Jijé en anderen komen dikwijls binnenwaaien. Kiko komt er zijn tekeningen tonen. Met Marcel Denis broeden ze op kortverhalen voor Robbedoes met de Boempteriks, een vogel dat ontploffende eieren legt. Onder het pseudoniem Ley Kip wordt het een collectief werk van Marcel Denis, Franquin, Roba en Jidéhem.

De geboorte van Bollie en Billie
Na zijn opzegging bij de reclamestudio ontwikkelt Roba 's morgens eigen projecten alvorens bij Franquin te gaan tekenen. Op scenario van Yvan Delporte tekent hij Jo de Dokter voor het eerste en enige nummer van het weekblad Junior, De Gebroeders Fratelli (bedoeld voor het tweede nummer van Junior dat er dus nooit kwam) en op eigen scenario Tioe de Kleine Sioux.

Maar het is allemaal niet zijn kopje thee. Hij wil wat anders en zoekt naarstig naar een held waar hij als debutant mee kan uitpakken. Hij weet dat hij graag kinderen tekent en dieren, voornamelijk honden. Hij zoekt het niet te ver en bedenkt een microkosmos met een papa, een mama, een zoon en een hond. Bollie baseert hij op zijn zoon Philippe, bijgenaamd Boule (de Franse naam van Bollie), en Billie op de cocker spaniël des huizes (zie foto voor de echte Bollie en Billie). Pas later zal hij beseffen dat hij één van de eerste Europese tekenaars is die simpelweg een papieren gezin als hoofdonderwerp neemt. En zei iemand niet dat de grootste avonturier van de eeuw de huisvader is? Diezelfde persoon beweert dat het avontuur op de hoek van de straat ligt. Roba vernauwt het tot "de hoek van de eetkamer". Een hond is dankzij zijn oren volgens Roba ook expressiever dan een kat... of een goudvis. 't Is allemaal in kannen en kruiken, kortom.
Officieus komen Bollie en Billie voor het eerst voor in een titelloze puzzel op 12 november 1959 in het weekblad Robbedoes. Officieel rekenen we het 44 paginaatjes tellende microverhaal Bollie tegen de Mini-Haaien als eerste verschijning op 24 december 1959. Rosy helpt 'm met de decoupage en het verhaal. Het wordt goed onthaald. Na het kortverhaal Alle Visjes Vliegen stelt hij begin 1960 aan uitgever Charles Dupuis een gagserie voor van Bollie en Billie. Dupuis hapt toe, vooral omdat het blad een familiestrip ontbreekt. Vanaf dan verschijnt er elke week een gag. Dupuis en Peyo, die toevallig aanwezig is op het kantoor, voorspellen Roba een onmogelijke taak en dat hij niet meer dan vijftig gags zal kunnen bedenken. Uiteindelijk houdt Roba het toch mooi veertig jaar lang vol.
Bollie en Billie wordt een vrolijke gagserie dat zich afspeelt in een kleinburgerlijk milieu in de veilige buitenwijken waar nog plaats is voor een vriendelijk woord en de natuur. Dit soort wijk vindt men overal in de wereld terug, beweert Roba, ook in Canada en de Verenigde Staten zoals hij ter plekke onderzoekt.
Op grote vraag van lezers laat hij zich één keer overhalen een vervolgverhaal te tekenen waarin het gezin de wereld rondreist. Het album Globetrotters (1982) verkoopt niet minder dan andere albums, maar het blijft een éénmalige poging. Bollie en Billie horen thuis in hun straat en het park in de buurt.

Censuur en kritiek
De gags slaan aan bij het publiek. Uit referenda blijkt dat Roba standhoudt tussen de strips van Franquin, Morris en Peyo. Sneller dan andere debuterende tekenaars verschijnt een eerste album in 1962.
Toch heeft Roba af te rekenen met censuur en kritiek. In Frankrijk waakt een strenge commissie over alle jeugdstrips uit het buitenland die in Frankrijk worden gepubliceerd. Enkele gags van Bollie en Billie mogen niet worden opgenomen in de eerste albums. Ze verschijnen na het opdoeken van de commissie alsnog in latere albums. Zo vrezen de ernstige heren en dames dat kinderen door de gags zouden willen trekken aan de oren van hun echte honden. Een gag waarin Bollie en Billie met de jokari spelen en het elastiek een politieagent op de grond doet smakken is volgens hen een aanval op de autoriteiten. In het album van De Sliert in Schotland is de commissie gekant tegen het boomwerpen. Een commissielid vraagt bloedserieus of Roba beseft dat hierdoor kinderen elkaar te lijf zouden kunnen gaan met boomstammen. Dupuis en zijn tekenaars stellen niettemin een vorm van autocensuur op om verdere last te vermijden. Een extra opgave zijn de kerstepisodes waarin het verboden is om de kerstman ten tonele te brengen. Dupuis was toen een oerkatholiek nest en de kerstman is dat niet.
Kritiek komt er uit alle hoeken (zelfs van typische familietijdschriften) op de al te roze weergave van het werkelijke leven. Volgens hen moeten kinderen te kampen hebben met allerlei soorten problemen waar ze in hun omgeving mee te maken kunnen hebben... Titeuf door Zep zou het tientallen jaren wel aandurven, met gigantische oplagen als gevolg. Ook de rol van Bollies moeder als vrouw aan de haard wekt wrevel op. Roba moet daar in tegen gaan door te beweren dat als hij zijn moeder buitenshuis laat werken hij een essentieel onderdeel van de serie ontneemt. Bovendien is de situatie gegroeid uit wat er in die tijd doodnormaal is.
Plaats voor een broertje of zusje is er evenmin. Bollie en Billie ziet Roba als een Laurel en Hardy. En niet al te veel wil hij Bollie op school tekenen, omdat hij daar zelf niet al te beste herinneringen aan overhoudt.

Andere publicaties en De Sliert
In de beginjaren van Bollie en Billie kan Roba het zich nog permitteren om er andere zaken bij te nemen. Zo staat hij op een afstand mee aan de wieg van Pilote (waarin onder andere Asterix, Roodbaard, Ravian en Blueberry worden geboren), maar een verschil in doelgroep doet Roba beslissen om het te houden bij zijn jonge kinderen.
In een periode dat Roba 's morgens werkt aan Bollie en Billie en 's middags aan Robbedoes en Kwabbernoot, schuift Franquin een ideetje in zijn richting dat is gebaseerd op een kortverhaal over een groepje kinderen door Jo-El Azara (die later nog op de Studio's Hergé zou werken) op een scenario van Marcel Denis. Roba ziet het wel zitten en voegt er andere kinderen aan toe en verandert het één en ander. Het multiculturele De Sliert is geboren, de tweede grote serie van Roba, opnieuw met dank aan Franquin. Ditmaal waagt hij zich aan langere verhalen op scenario van Vicq. Het idee van de Kaaimannen komt van Roba en is een knipoog naar een film met Marlon Brando. De Sliert is op zich weer een te vergelijken opzet met Little Rascals, de langlopende Amerikaanse televisieserie over zes kinderen uit de jaren twintig van producer Hal Roach (de man van Laurel en Hardy) waarvan 221 korte films zijn gerealiseerd en die de overstap maakten van stomme films naar films met geluid.
Door een ernstig alcoholprobleem, waardoor Vicq soms spoorloos verdwijnt voor een paar dagen (bijvoorbeeld temidden het verhaal De Sliert in Schotland waarvan Roba noodgedwongen zelf het einde moet verzinnen), werkt hij later liever met een andere scenarist. Eerst met Delporte (om met twee kortere verhalen twee albums van elk meer dan zestig pagina's te kunnen vullen), vervolgens toch nog eens met Vicq (het album De Sliert op de Galopingo's) en daarna met veelschrijver Tillieux en met Jidéhem die hem helpt bij de tekeningen. Ook deze serie slaat geweldig aan, maar uit tijdsgebrek moet hij de serie na zes albums laten vallen. Een onafgewerkt verhaal met decors van Will ligt nog steeds in de schuif. Ook Raoul Cauvin (De Blauwbloezen, Sammy) heeft een niet-gepubliceerd avontuur van De Sliert in de schuif van Roba achtergelaten.
In het Franse maandblad Record verschijnen in 1962 en 1963 welgeteld tien gags van het kleine meisje Pomme, dat heel erg doet denken aan het milieu van Bollie en Billie.
In de periode 1960-1966 tekent hij tientallen en tientallen hoofdingen voor het weekblad Robbedoes in de periode dat op de cover nog een halve pagina van een stripverhaal staat. De andere helft is voor Roba. Eigenlijk is het Franquins taak, maar hij heeft het te druk. Alle helden van het blad heeft Roba minstens één keer nagetekend en verwerkt in een geestige cartoon bij het logo van het blad, een logo dat hij trouwens zelf ook eens zou ontwerpen. Spijts zijn prettige woordenspelingen heeft hij enkele keren een volledig nieuwe tekening moeten maken met het oog op de Nederlandse vertaling van het blad omdat de vertaler enkele keren niets kan bakken van de Franse woordspeling. Naar verluidt is Roba daar niet mee opgezet. Een nieuwe hoofdredacteur en een nieuwe bladformule maakt een einde aan deze tekeningen.
In 1972 speelt Roba met het idee over een stripreeks rond Schotse spoken. Het blijft bij schetsen en een synopsis. We vermelden het omdat Roba steeds een nauwe band heeft gehad met Schotland (zie ook het personage Archibald uit De Sliert). Zijn ex-schoonbroer is overigens een Schot.
In 1977 lanceert hij Le Sixième Jour in de 'clandestiene' bijlage bij Spirou, Le Trombone Illustré. Na een paar verhalen over Adam (zonder Eva) in het Aards Paradijs is het ermee gedaan. Le Trombone Illustré gaat aan tegenwind door de uitgeverij en een aantal boze lezers plus jaloezie bij tekenaars die niet (mogen) publiceren in de bijlage tenonder na een dertigtal nummers.
Vingertaal is een rubriek in de jaren zeventig waarvoor lezers hun ideeën kunnen doorsturen naar het tijdschrift. Het moeten allemaal uit te voeren scenariootjes zijn voor cartoons over en met de vingers van een hand, die Roba dan uittekent. Later zou de Spaanse tekenaar Carlos Roque de rubriek overnemen.
Tussendoor verschijnen talloze losse illustraties en een paar kortverhalen naar bepaalde thema's (kerst, vakantie) in het blad.

Techniek
Het braafjes inkten met penseel of pen voor meer specifieke tekeningen en laten inkleuren is voorbehouden voor zijn stripwerk. Maar oude liefde roest niet. Voor Robbedoes- en albumcovers en illustraties bij geschreven verhalen (bijvoorbeeld de door Yvan Delporte geschreven De Mening van Billie) neemt hij de schilderdoos ter hand om rechtstreeks in kleur te werken. Ook voor de uit het oog verloren en niet-vertaalde Carrousel-reeks van Dupuis handhaaft hij een schilderstijl. In de Carrousel-collectie verschijnen geïllustreerde voorleesboekjes waarvoor nogal wat bekende auteursnamen het mooiste op illustratiegebied tentoonspreiden. Op teksten van Charles Degotte (De Brozems, De Flagada) illustreert hij drie kinderboeken in 1966, 1968 en 1969.

Monstersucces

Naast strips zijn Bollie en Billie al vroeg aanwezig in allerlei vormen van merchandising: stickers, posters, latexpoppetjes, puzzels, brooddozen, dekbedovertrekken, kledij, mosterdpotten,... En Roba's reclame-ervaring maakt van zijn figuren dankbare — om niet te vergeten commercieel herkenbare — onderwerpen om reclame te voeren. Bollie en Billie duiken op in advertenties, folders, strippagina's en zelfs volledige albums voor merken als Petit Gervais van Danone, Colgate, Coca Cola, Sabena, Côte d'Or, het Rode Kruis, Novotel, Instituut van de Onderneming (dat leidt naar drie educatieve stripalbums) en verder nog voor shampoo- en zeepproducten, UNICEF, snoep, een campagne tegen aids, dierenrechtenorganisaties,...
Het ene helpt het andere en de reeks wordt een hoogvlieger met 25 miljoen verkochte albums (zowat de helft van Jommeke dus) in veertien vertalingen. De laatste paar albums kennen een oplage van 300.000 exemplaren (met een 10.000-tal bestemd voor het Nederlandstalige publiek), nog steeds een Europese topper. Na een eerste rudimentaire tekenfilmserie in de jaren zestig, zag een tweede serie niet al te lang geleden het licht, samen goed voor meer dan honderd episodes. Over beide series toont Roba zich ontevreden.
Bollie en Billie prijken op zowel Belgische als Franse postzegels, wat niet is weggelegd voor de eerste de beste stripheld. Ook een Brusselse stripmuur is gewijd aan de reeks. Een bronzen beeld staat in een parkje in Jette en de befaamde rode 2CV kan je zien in het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Roba is zowel Ridder in de Belgische Leopoldsorde als Ridder in de Franse Kunsten en Letteren.
In 1987 verlaat Roba uitgeverij Dupuis, nadat deze wordt verkocht aan anonieme aandeelhouders. Het familiebedrijf bestaat niet langer en Roba vindt dat de tekenaars ten minste op de hoogte hadden moeten gebracht worden. Hij trekt naar Dargaud, maar is contractueel verplicht tot het maken van nog één laatste album (Billies Biljoen) bij Dupuis. Laurent Verron duikt een eerste keer op als assistent om het vlugger vooruit te doen gaan. Om rechten- en contracttechnische redenen blijft Dupuis de eerste 21 albums uitgeven.

De mens Roba
De dood van Roba weekt veel verdrietige reacties los. Voor vele striplezers in voornamelijk België en Frankrijk maakt de reeks deel uit van hun jeugd. Wie het geluk had Roba in levende lijve te ontmoeten, kan hem snel omschrijven als een warme, joviale en vrolijke tekenaar, makkelijk in de omgang en sociaalvaardig.
Ook tekenaars beschouwen 'm als een toffe collega met bewondering voor zijn soepele en moeilijk na te tekenen stijl. Met Franquin, Peyo en Tibet (Rik Ringers, Chick Bill) biljarten ze bij hem thuis terwijl hun vrouwen aan een brandend haardvuur in het salon thee of koffie drinken. Tibet getuigt dat hij een makkelijk te potten biljartbal kan scoren "of ik laat mijn broek zakken". Het schot gaat erin. Ook Peyo ziet een makkelijk punt in het verschiet en maakt eenzelfde belofte, maar hij mist. Hij los de broeksriem, laat zijn broek tot op de enkels zakken. Op dat moment komt mevrouw Franquin binnen met een dienblad vol pintjes. Tibet herinnert zich nog steeds haar gezicht wanneer ze Peyo met de broek op de enkels in het vizier krijgt.
Na de biljarthype storten Roba, Tibet, Dany en Turk zich op het bowlen. Turk en Roba creëren het logo van hun bowlingclubje Les Boules Mouillées (mouiller betekent zowel vervalsen als nat maken) dat op hun T-shirts voorkomt.
Met Franquin, Peyo, Jijé en Morris vormt hij een kliek die later onderdeel uitmaakt van de School van Marcinelle (waar Dupuis en het Robbedoes-kwartier is gevestigd). Vandaag staat het synoniem voor de gouden tijd van het weekblad Robbedoes.
Roba beweert aan de basis te staan van de huidige dédicasse (handtekening + tekening). Vroeger kon je enkel je albums laten signeren met niets meer dan een handtekening. Nu en dan tekent Franquin al eens een klein hoofdje van Robbedoes bij een handtekening terwijl Roba hetzelfde doet met Bollie of Billie. De geste aan de lezers doet als een lopend vuurtje de ronde. Ook tekenaars van concurrerende uitgeverijen zien zich verplicht een extra service te verlenen aan hun fans. Veel tekenaars hebben het Roba en Franquin lang kwalijk genomen, zo vertelt Roba nog.
Hij heeft trouwens steeds veel plezier beleefd aan signeersessies. Voornamelijk omdat het vooral kinderen zijn waarmee hij kan keuvelen en lachen. Wanneer hij eens gaat signeren in een winkelcentrum in Montréal, Canada, belandt hij naast de winaar van een belangrijke literaire prijs. De rij voor Roba is vele malen langer, wat de prijswinnaar kwaad deed uithuilen bij de organisatie van de signeersessie. Voor hem moet het de laatste keer zijn dat hij naast een striptekenaar zou signeren... Het jaar ervoor zat de prijswinnaar naast Eddy Merckx en krijgt hij ook al geen aandacht.

Opvolging
Roba heeft nooit uitgesloten dat er een vervolg op De Sliert mag komen. Zonder al te actief op zoek te zijn, staat hij al die tijd open voor samenwerking met een andere tekenaar.
Anders is het gesteld met Bollie en Billie. Dat moet verder verschijnen na zijn dood om geen "kindermoord" te plegen. Deze opvolging heeft hij zelf geregeld, op herhaaldelijke vraag van Dargaud. Een getekende sollicitatie waarin de in Grenoble wonende Fransman Laurent Verron zich voorstelt in een paar Bollie en Billie-pagina's geven de doorslag en hij mag beginnen met een weekje stage bij Roba in Brussel. Het weekje wordt herhaald en uitgebreid tot twee weken. Daarna volgt een derde periode van een volle maand. En een volgende stap is dat Verron verhuist naar Brussel om dichter bij zijn werkgever te wonen. De uitgeverij regelt een appartement voor hem.
In de eerste plaats moet Verron het album Billies Biljoen bij Dupuis helpen afwerken. In tweede instantie staat hij in voor een reeks educatieve albumpjes om kinderen de tijd te leren lezen of hen iets bij te brengen over de vier elementen. De kinderboekjes worden de vuurproef om bij Roba stage te kunnen lopen.
Verron wordt de vaste assistent van Roba, die zijn jonge medewerker dikwijls een bolwassing geeft. Hij werkt vooral op decors en voorzichtige inkting van de personages. Dat worden al snel uitwerking van publicitaire albums, gevolgd door een volle medewerking aan het eerste album bij Dargaud. De samenwerking duurt drie jaar, van 1986 tot 1989. Verron vindt dat hij niet voldoende evolueert en wil andere horizonten verkennen. Hij tekent tussen 1991 en 1994 vier albums van De Maltezer (op scenario van Loup Durand) en daarna de eerste albums van Govert Suurbier (geschreven door Yann).
Op de receptie van een Brussels stripfestival ontmoeten de heren elkaar opnieuw. En het is daar dat Roba aan Verron voorstelt om Bollie en Billie als officiële opvolger van de reeks over te nemen. Na duizend gesprekken en een jaar onderhandelen zijn alle partijen tot een concensus gekomen. Verron mag zijn eigen gang gaan, mag hier en daar ietwat moderniseren (bijvoorbeeld de sportschoenen van Bollie en het kapsel van diens moeder). Vanaf deel 26: Wat 'n Vertoning! draagt Roba de reeks officieel over aan Verron.
Het heikele punt blijven de scenario's. Verron kan het niet zelf en moet een beroep doen op externe scenaristen als Eric Corbeyran, Pierre Veys en zijn jeugdvriend Chric. Roba had er nog graag een Belg bijgewild voor een Belgische spirit, maar geen enkele geschikte kandidaat werd gevonden. Het had ook te maken met auteursrechten.


Roba was één van de laatste tenoren van het roemrijke verleden van Robbedoes, een blad dat in vertaling alweer een tijd geleden is opgeheven. Weinig tekenaars van de nieuwe generatie inspireren zich op Roba's tekenstijl. Er is Lokje door Blesteau (die ooit meehielp aan publicitaire albums van Bollie en Billie) en in eigen streek schuiven we Charel Cambré naar voor, de tekenaar van De Pfaffs en De Streetkids, een humoristische serie over een groepje kinderen. Door het verdwijnen van het Suske en Wiske weekblad is ook die serie gestopt. Pour la petite histoire melden we dat Cambré naar een tip van een Vlaams journalist Roba contacteerde in verband met een eventuele overname van De Sliert. Er kwam geen antwoord.
De opvolging door Verron is dan wel verzekerd, maar het animo waarmee Roba decennialang vooral kinderen wist te plezieren zal gemist worden. Talloze striplezers die vandaag eerder naar een Thorgal, een Tardi of een Blueberry grijpen — om er een paar te noemen — bekennen dat ze in hun jeugd al eens graag Bollie en Billie of De Sliert lazen. Tijd om er eens eentje te herlezen.

In het weldra te verschijnen Stripjaarboek van Geert De Weyer staat het laatste interview dat Roba toestond aan een Nederlandstalig tijdschrift.

> DAVID STEENHUYSE — 16 juni 2006