INTERVIEW met ANNE GOSCINNY
— 5 september 2009 —

© De Stripspeciaalzaak • Toon Horsten (© Stripgids)
© afbeeldingen: The House of Books, Raymond Lagae,
Les Editions Albert René, Atlas
Dit interview is eigendom van De Stripspeciaalzaak en mag in geen geval herplaatst of gekopieerd worden zonder voorafgaande afspraak met de auteur van deze tekst.
> Contact <
Half september verschijnt bij uitgeverij The House of Books de 328 pagina's tellende vertaling van de waardevolle biografie van René Goscinny door Pascal Ory, professor aan de Parijse Sorbonne-universiteit. Goscinny was de medebedenker van Asterix, scenarist van Lucky Luke, medeoprichter en hoofdredacteur van het Franse striptijdschrift Pilote (waarin gloriën als Blueberry, Roodbaard, Ravian, Gotlib, Bilal, Tardi en vele anderen floreerden). Hij was, kortom, een van de belangrijkste Europese stripauteurs.

Maar Goscinny's leven werd niet gedomineerd door humor alleen. Humor en tragedie gaan soms hand in hand. Zo was er de miskenning bij het Belgische weekblad Kuifje, de kleinering door Hergé en al wie neerkeek op zijn Joodse achtergrond, de zwarte sneeuw in New York waar hij de makers van Mad en ook Morris ontmoette, de geschillen met diverse auteurs, de kanker van zijn vrouw,... you name it.
Er was gelukkig ook plaats voor grote vrienschap, niet in het minst met zijn spitsbroeder Albert Uderzo, de tekenaar van Asterix. Dit en vele andere feiten over Goscinny's carrière en zijn privéleven passeren de revue in de biografie van Pascal Ory.
In Stripgids 15 van juni 2009 verscheen een interview met dochter Anne Goscinny dat we mochten overnemen.

"Eerst wees,
dan pas erfgename"


Anne Goscinny tussen Albert en dochter Sylvie Uderzo in september 2005
toen het nog goed ging tussen de twee. (© foto: Raymond Lagae)

Het najaar van 2009 wordt bijzonder voor de nagedachtenis van René Goscinny. Twee van zijn bekendste creaties vieren hun vijftigste verjaardag: Asterix en De Kleine Nicolaas. Ze krijgen ook allebei een nieuw leven. De exploitatierechten van Asterix werden verkocht aan uitgeverij Hachette, dat de reeks met een nieuwe ploeg een doorstart wil geven. Een filmversie van De Kleine Nicolaas belandt eind september in de zalen, met Kad Merad (wereldberoemd in Frankrijk sinds het megasucces van Bienvenue chez les Ch'tis) in een van de hoofdrollen.

Anne Goscinny beheert de nalatenschap van haar vader met overtuiging, en volgt al wat er gebeurt van zeer nabij op. "Ik ben een erfgename, ja, maar om te kunnen erven moet je eerst een weeskind zijn", zegt ze. "Erfgename zijn is in de eerste plaats iets verdrietig. Uiteraard is het fijn om geen materiële zorgen te hebben, maar het maakt het verlies niet minder zwaar om dragen. Toen ik negen was heeft mijn vader op een ochtend tegen mij gezegd 'tot zometeen' en hij is nooit teruggekeerd. Een jaar vóór de dood van mijn vader werd bij mijn moeder bovendien borstkanker vastgesteld, een lijdensweg die nog zeventien jaar zou duren. Ik heb het allemaal meegemaakt: de hoop, de wanhoop, haaruitval, operaties, behandelingen, haar dood... Als men mij dan zegt dat ik veel geluk gehad heb in het leven, ben ik daar niet zo zeker van. Ik ben materieel welgesteld, dat klopt, maar dat ik vandaag gelukkig ben, dank ik aan mijn kinderen en mijn man. Zij hebben me geholpen om het verlies van mijn beide ouders te kunnen dragen. Niet de welstand. Het is overigens niet zo dat ik de rouw om de dood van mijn vader en mijn moeder verdring, nee, het gemis is nog steeds even groot."

"Binnen ons gezinnetje, dat jammer genoeg veel te kort heeft bestaan, was mijn vader niet de ster die hij voor de buitenwereld was. Thuis was mijn moeder de ster. Ze was zeventien jaar jonger dan mijn vader, en van een verblindende schoonheid. Mijn vader droeg haar op handen. Het gaf ons gezin een zeker evenwicht. Door het publiek werd mijn vader gevierd, thuis gingen de bloemetjes naar mijn moeder."

"Thuis was hij een nogal klassieke vader", herinnert Anne Goscinny zich. "Ook vestimentair, want hij droeg altijd een kostuum. Het is niet zo dat hij altijd grappen zat te maken. Dat deed hij enkel als er een publiek was. Af en toe ook wel eens voor ons, maar niet de hele tijd. Thuis had hij meer weg van een notaris dan van Coluche. Pas na zijn dood heb ik me gerealiseerd dat hij toch wel iets bijzonders deed. Omdat hij er zo klassiek uitzag, zou het mij voordien niet verbaasd hebben als hij dokter of advocaat was geweest."

Reconstructie
"Mijn eigen herinneringen aan mijn vader zijn in de in de eerste plaats intiem. En voor de rest ga ik verder op wat men mij verteld heeft. Ik heb het beeld van mijn vader moeten reconstrueren. Daarom was ik ook zo blij met de biografie die Pascal Ory over hem schreef. Ik heb er nogal wat over mijn vader uit geleerd."

De voorbije jaren staken Anne Goscinny (die in Frankrijk als romanschrijfster naam heeft verworven) en vooral haar man erg veel tijd in het beheer van de nalatenschap van haar vader. Vooral de bundelingen van onuitgegeven verhalen van Le Petit Nicolas (De Kleine Nicolaas), die René Goscinny indertijd maakte met tekenaar Sempé en die enkel in de krant waren verschenen, baarden opzien. Het werden megasellers die in Frankrijk met de honderdduizenden tegelijk over de toonbank gingen. "Ik stond er op om de onuitgegeven verhalen van Le Petit Nicolas (drie bundelingen verschenen in vertaling bij uitgeverij Atlas, meer delen zijn in voorbereiding, th) uit te brengen om zo het personage een nieuwe adem te kunnen geven, om hem zo de kans te geven verder te leven. Het heeft ook iets magisch om verhalen die vijftig jaar geleden geschreven werden plots een nieuw publiek te zien vinden. Het grote succes heeft me niet écht verbaasd. Het is een werk van heel hoge kwaliteit, dat zijn succes verdient. Het is bovendien niet vulgair, er vallen geen doden, het is niet angstaanjagend, het wekt zelfs vertrouwen. Het is dus geen toeval dat in Frankrijk ook gebruikt voor leesbevordering bij kinderen."



Over de herlancering van Asterix was veel te doen, vooral omdat het tot een spraakmakende, gemediatiseerde rechtszaak kwam tussen tekenaar Albert Uderzo en diens dochter Sylvie. Een familieruzie die breed wordt uitgemeten. Anne Goscinny van haar kant vindt de herstart een goede zaak. "Albert Uderzo en ik vonden dat Asterix van 1959 tot 1976 al een eerste leven had gehad, en daarna — na de dood van mijn vader — ook een tweede leven kreeg met de verhalen die Albert alleen heeft gemaakt. Waarom zou hij dan geen derde leven mogen krijgen? Het personage is veel sterker dan zijn scheppers. Wij hebben aan Hachette de rechten verkocht, omdat we in hen geloven. Zij mogen de strip verder exploiteren zolang ze de rechten hebben. Dat wil concreet zeggen tot zeventig jaar na de dood van de laatst overlevende auteur. Dat is dus nog wel even. Zowel Albert en ik zijn nu erg tevreden dat we weten waar Asterix dit eerste stukje eeuwigheid zal doorbrengen. Als ik binnen wellicht minder dan zeventig jaar aan de hemelpoort sta en mijn vader ontmoet, dan zal ik hem kunnen zeggen dat we Asterix in goede handen hebben achtergelaten."

> TOON HORSTEN (© Stripgids) — 5 september 2009