|
KLIK
voor andere strips van
William Vance
KLIK
voor andere strips van
Michel Rouge
KLIK
voor andere strips van
Jean Giraud |
|
|
MARSHAL BLUEBERRY: De Integrale
1. Op Bevel van Washington - 2. Shermans Opdracht
-
3. De Bloedige Grens
Dargaud | 144 p. | € 29,95 (HC) |
Rauw en groezelig |
Na het overlijden van scenarist Jean-Michel Charlier in 1989 besluit zijn kompaan Jean Giraud om alleen de avonturen van hun gezamenlijke geesteskind Blueberry verder te zetten. Hij zet in eerste instantie in op een leven van een gebroken Blueberry na het leger (Mister Blueberry). Boordevol ideeën en gesteund door Thierry Smolderen vult hij parallel ook een gat in de biografie van hun antiheld en schrijft hij met Marshal Blueberry een verhaal dat zich afspeelt net na de gebeurtenissen in Generaal Geelkop en voorafgaand aan de legendarische cyclus rond de mijn van Prosit. Voor het tekenwerk komt hij terecht bij William Vance, die op dat moment met Jean Van Hamme zowat acht albums ver zit in de steeds meer aan populariteit winnende reeks XIII.
Het verhaal begint in Fort Navajo waar de indiaan Chato en zijn bende de omgeving terroriseren. Mike Blueberry probeert te bemiddelen met de indianenleiders. Bij zijn terugkeer naar het fort wil hij een raadselachtige moordaanslag op een vertegenwoordiger uit Washington oplossen. En passant rolt... euh blaast onze John MacLane van het wilde westen ook nog eens "Yippee Ki Yay, motherfucker”-gewijs een plaatselijk illegaal wapenhandeltje op. En dan vloeit alles in elkaar. De man uit Washington blijkt een opdracht mee te hebben die bestemd is voor Blueberry (een aanstelling tot sheriff in het boerengat Heaven). En die opdracht blijkt te maken te hebben met dat opgedoekte handeltje van een op wraak beluste Newman.
Giraud schreef met Marshal Blueberry een ronkend verhaal vol snoeiharde actie, dat ingenieus in elkaar is geweven. Hij geeft daarbij veel aandacht aan de sfeerschepping. Het stadje Heaven — kan het sarcastischer? — krijgt een echte smoel boordevol rauwe vunzigheid en venijn. Een bedenkelijk kijkende Clint Eastwood, begeleid door een op de achtergrond echoënde Ennio Morricone, zijn dan ook nooit ver weg. De intrige baant zich meanderend, niettemin resoluut een weg naar een afwikkeling die enigszins verrassend is, maar het einde wordt net te jachtig en chaotisch afgehaspeld om ons spontaan een Lindy Hop te doen inzetten.
De eerste twee delen werden getekend door William Vance, maar die haakte — tot groot ongenoegen van een ontgoochelde Giraud die volgens de legende zijn succesvolle afsluiter van de reguliere XIII-reeks als een zoete weerwraak bestempelde — af voor het laatste deel van de triptiek. Het werd Michel Rouge, een pupil van Giraud, die de laatste loodjes voor zijn rekening nam. De stijlbreuk is behoorlijk groot: van de XIII-achtige western van Vance die gedecideerd voor zijn eigen stijl koos, naar het brave afkooksel van Rouge dat trouwer de stijl van Giraud uit de hoofdreeks lijkt te volgen. Lovers and haters voor beide stijlen, maar voor ons steekt Vance er toch wel bovenuit. Dat er weinigen zijn die zoals hij een hevige stortbui of een winterstorm kunnen laten tekeergaan en je als het ware de regendruppels die van de rand van een Stetson je richting uit pletsen kan laten voelen, dat wisten we al. Maar het is vooral zijn heerlijk ruige tekenwerk, geruggensteund door de rake inkleuring van zijn halve trouwboek Petra, dat in deze albums de show steelt. De lelijke gezichten, de besmeurde kledij van de inwoners van Heaven en de sjofele interieurs matchen perfect met het cynische en groezelige sfeertje dat Giraud voor ogen had. De kakkerlakken kruipen uit de plaatselijke matrassen bijna letterlijk je lichaam op. En daar blijft Rouge — hoewel ook hij naarmate het verhaal vordert zijn afgelekte aanpak wat laat varen — toch te proper en te braaf.
William Vance en Jean Giraud hebben in de eerste twee albums hun beider talenten dan ook perfect op elkaar afgestemd, zoals een chef-kok dat zou doen met twee gerechten of ingrediënten. Strippairing op het allerhoogste niveau, dus. Het is dan ook wat jammer dat — net zoals in de Franse integrale — de vrucht van de unieke samenwerking van deze twee legendes beperkt moet blijven tot het enkel bij elkaar binden van de drie verhalen met een kartonnetje errond. Een dossier — met of zonder onvertaalde strippagina’s — waarin hun samenwerking en het beëindigen ervan wordt toegelicht, had absoluut niet misstaan. Zeker gezien de huidige integraalrage met diepgravende dossiers én in het jaar dat we afscheid hebben moeten nemen van de grote William Vance. Jammer dus. Het doet ons des te meer uitkijken naar een lange monografie over Vance of naar het dossier dat straks bij de integrale van Ramiro zal zitten. |
PETER D'HERDT --- oktober 2018 |
|